NL FR
Back

Informatiebrief aan de schuldeisers van het faillissement van SABENA NV

Maart 2007

I. Het beheer van de curatele

2006 was een overgangsjaar in die zin dat verder het beheer werd gevoerd over de nog te realiseren activa, in afwachting van de uitkomst van verscheidene procedures die in België en het buitenland lopen, hetzij op initiatief van de curatele, hetzij van derden tegen het faillissement.

Wat betreft de realisaties van het jaar 2006, volgt hierna een overzicht :

Sabena House: er moet aan herinnerd worden dat SABENA een gedeelte van het gebouw 26 heeft gerenoveerd dat eigendom is van de Regie der luchtwegen (BIAC vandaag Brussels Airport Company). Het gebouw is – voor de renovatie – door Brussels Airport Company aan SABENA in concessie gegeven. Op datum van het faillissement, waren de door SABENA gedragen renovatiekosten slechts gedeeltelijk afgeschreven. De afwezigheid van een opstalrecht dwong de curatele tot grote omzichtigheid, vooral nu de concessieovereenkomst een ontbindingsclausule bevatte in geval van faillissement. De situatie waarin de luchthaven zich eind 2001 bevond en de absolute noodzaak – evenzo voor Brussels Airport Company, luchthavenuitbater- om zoveel mogelijk activiteiten voort te zetten en /of terug op te starten, zorgde ervoor dat de faillissementsclausule de facto niet door deze laatste kon worden ingeroepen.

De curatele heeft het nodig geacht de concessie voort te zetten in het kader van een goed beheer van de faillissementsboedel en in de hoop de concessie op termijn te kunnen overdragen.

Zo is de curatele er in 2006 in geslaagd een overeenkomst van overname van de concessie van Sabena House te sluiten met Brussels Airport Company, die effect zal sorteren vanaf 1 januari 2009; de prijs die voor deze overname werd overeengekomen, zal toelaten het niet afgeschreven deel van de kosten, geïnvesteerd in het onroerend goed, te recupereren. Een belangrijk onderdeel van deze transactie heeft betrekking op de reaffectatie van het oude en niet gerenoveerde gedeelte van het gebouw 26 dat gelegen is naast het (gerenoveerde) gedeelte . De curatele heeft afstand van gedaan van de concessie van dit oude gedeelte om Brussels Airport Company toe te laten er een “Crew Center” te installeren met directe toegang tot delandingsbanen. Deze faciliteit liet toe luchtvaartmaatschappijen of maatschappijen die nevenactiviteiten verrichten, zoals de NV DAT (Brussels Airlines) en SFA, aan te trekken als huurders voor Sabena House in afwachting van de overdracht van de concessie van het door Sabena gerenoveerde gedeelte.

Eind 2006 werden aldus met Brussels Airlines contracten onderhandeld en gesloten met betrekking tot de huur van een oppervlakte van 70 % van de totale oppervlakte van Sabena House.

Het gebouw 45: de onderhandelingen gevoerd met de TUI groep vanaf juni 2006 hebben eind 2006 geleid tot het sluiten van een akkoord, dat erin bestaat dat deze groep in de lokalen die zij in Sabena House had gehuurd zou blijven tot mei 2007 en dat zij vervolgens haar onderkomen zou vinden in het de loods van gebouw 45 (dat voorheen door SOBELAIR, vroegere dochter van SABENA, werd ingenomen) in de vorm van een onderhuur van lange duur. Deze onderhandelingen werden door de curatele gevoerd in de aanwezigheid van het filiaal van SABENA – SABENA BUILDING – dat titularis is van de concessie en tevens – voor de duur van de concessie- de eigenaar van gebouw 45. De overeenkomst voorziet met betrekking tot het onroerend goed, dat het vooral op technisch vlak een zware renovatie dient te ondergaan, dat de huurder hiertoe zelf zal overgaan door bovendien een onderconcessie van 10 jaar aan marktprijs te onderschrijven. Omdat deze overeenkomst van onderconcessie geen betrekking heeft op de loods van gebouw 45, heeft de curatele beslist zich voor de afwikkeling van het faillissement volledig in deze ruimte terug te trekken in containerbureaus ter beschikking gesteld door Brussels Airport Company. Deze formule laat niet enkel toe de vliegtuigmotoren maar ook het geheel van de archieven van SABENA op te slaan. Deze oplossing laat ook toe voor de komende jaren huur te ontvangen en levert bovendien eveneens –vanaf juli 2007 - substantiële besparingen op voor de faillissementsboedel.

de twee villa’s van SABENA in Luanda: Na een winstgevende verhuring van vier jaar - waardoor de prijs die in de twee in Luanda (Angola) gelegen villas door Sabena werd geïnvesteerd kon worden gerecupereerd, werd de erfpacht aan TOTAL overgedragen aan een prijs die marktconform is voor dit soort constructies.

Nadat de keuken en feestzalen door SODEHOTEL werd gebruikt voor de organisatie van feesten en seminaries, werd de huur van HOF TER MUSSCHEN (vroegere maatschappelijke zetel van SABENA en haar filialen) overgedragen met de goedkeuring van de gemeente aan een toekomstige uitbater van een Centrum voor Seminaries aan de prijs geschat door een onroerend goedexpert. Zo konden belangrijke werken (die nog bemoeilijkt worden door het feit dat het gaat om een geklasseerd gebouw) met het oog op herinstaatstelling worden vermeden.

het bureauplatform SABENA in Lissabon:Het onroerend goed van Lissabon, dat de lokalen van SABENA herbergt, was aangetast door ernstige gebreken . Bovendien waren door de mede-eigendom procedures opgestart die het te koop aanbieden ervan aanzienlijk vertraagd hebben. Na het herstel van de immobiliënmarkt, de uitklaring van de juridische situatie nadat met de koper – gezien de slechte staat van de gebouwen – een prijs werd onderhandeld die rekening hield met zijn verplichting om een zware renovatie uit te voeren teneinde de lokalen operationeel te maken, kon de curatele de lokalen in de loop van het eerste semester van 2006 het goed verkopen .

De curatele herinnert eraan dat de geschillen, die ofwel hangende ofwel opgelost zijn, vooral de volgende problemen behandelen:

  1. betwistingen rond schuldvorderingen ingediend door vroegere personeelsleden, waarbij het karakter van boedelschuld van de vordering wordt ingeroepen of de verjaring door de curatele wordt opgeworpen;
  2. betwistingen over de draagwijdte van het begrip boedelschuld in de zin van artikel 44 Wet Gerechtelijk Akkoord;
  3. een groot aantal piloten van filiaal Sobelair, die door deze laatste (hun laatste werkgever) werden ontslagen, vorderen de opname in het bevoorrecht passief van het faillissement van SABENA van een verbrekingsvergoeding op basis van een detachering die volgens hen nog effect kon sorteren na de beëindiging van de luchtvaartactiviteiten van SABENA
  4. het inroepen van een betwist voorrecht;
  5. geschillen samenhangend met geschillen ingesteld tegen de filialen van Sabena in het kader van betwiste compensatieverrichtingen;
  6. geschillen in de rang van de chirographaire schuldeisers, waaronder de leasinggevers van de Sabena vloot in zoverre zij de toepassing vragen van bepaalde contractuele bepalingen die in werkelijkheid naar de Belgische internationale openbare orde verboden strafbepalingen uitmaken.
  7. talrijke geschillen die Sabena tegenstelde aan de filialen van de groep Swissair in vereffening (zie hierna).

Al deze geschillen werden intussen voorgelegd aan de gewone Belgische rechtbanken (rechtbanken van koophandel, hoven van beroep, arbeidsrechtbanken, hetzij het Hof van Cassatie), ofwel maken zij het voorwerp uit van discussie aan de hand van briefwisseling.

Bovendien bevat het sociaal passief eveneens dossiers van langdurige zieken (sommigen waren op datum van het faillissement sinds meer dan 10 jaar arbeidsongeschikt), die voor ze kunnen worden behandeld, moeten worden samengesteld.

SABENA factureerde aan dochter SOBELAIR, (zoals aan haar andere filialen), t.w. de vliegtuigen, de uitrusting, het onderhoud van de vliegtuigen, de brandstof, … en dit op basis van een vast forfait per vlieguur. Een strafprocedure werd geopend voor en na het faillissement van SABENA ten aanzien van bepaalde piloten van SOBELAIR - de curatele hervatte het geding in het stadium van het onderzoek -, waarbij zij verdacht worden van fouten in de opgave van hun vlieguren, op basis waarvan de facturatie aan SABENA gebeurde en dit tussen 17 januari 1995 en 30 juni 1998. Bij arrest van 31 januari 2006, heeft de Kamer van Inbeschuldigingstelling het beroep van de curatele ontvankelijk verklaard en werd de onderzoeksrechter uitgenodigd bijkomende onderzoeksverrichtingen uit te voeren.

Bovendien werd er een strafrechtelijk onderzoek geopend tegen de vroegere kaderleden van SABENA over de regeling van de verhogingen van de vergoedingen, boni en premies, … zonder inhouding van sociale zekerheidsbijdragen en / of bedrijfsvoorheffing, door ofwel de totaliteit ofwel de quasi-totaliteit van de verbrekingsvergoedingen uit te keren in de vorm van een niet-concurrentievergoeding of in de vorm van een eenmalige premie van de groepsverzekering, hetzij zelfs in off-shore regelingen van uitgekeerde boni te voorzien. Deze laatste hebben net als andere operaties plaatsgevonden zowel voor als na de intrede van Swissair in het kapitaal van SABENA en/of werden door Swissair in het kader van haar feitelijk beheer hetzij geregulariseerd, hetzij door de vingers gezien. Sinds het openvallen van het faillissement en op vraag van de onderzoeksrechter, diende de curatele vaak, in het kader van het onderzoek, informatie te verschaffen afkomstig van de archieven van SABENA.

De overeenkomst waarbij de curatele het ground handling departement heeft overgedragen, voorzag de betaling van een bijkomende overdrachtsprijs van 24 miljoen euro indien de exploitatielicentie voor de grondafhandeling toegestaan door Brussels Airport Company aan SABENA en waarvan de uitvoering normaliter een einde nam op 31 oktober 2004 zou worden verlengd in het voordeel van de cessionaris, aan dezelfde voorwaarden en zonder beroep te doen op aanbestedingen - tot 31 oktober 2011. De cessionaris heeft tevergeefs getracht zich aan de betaling van de bijkomende prijs te ontsnappen of alleszins de uitvoering van zijn verplichtingen op te schorten door een arbitrageprocedure op te starten, hoewel alle voorwaarden voor de bijkomende betaling van 24 miljoen euro voldaan waren. De onderhandelingen tussen BIAC en de cessionaris resulteerde immers in de ondertekening van een overeenkomst op 15 september 2004, waarbij aan de cessionaris definitief een exploitatielicentie wordt toegekend, die effect sorteerde vanaf 1 november 2004 en dit voor een periode van zeven (7) jaar. Zoals in 2000, werd deze licentie slechts aan twee operatoren toegekend, onder dezelfde omzet- en concurrentievoorwaarden als de voorgaande licentie overgedragen door SABENA.

Nu de voorwaarden voor de betaling van het bijkomende bedrag waren voldaan, werd dit bedrag geconsigneerd bij de Deposito – en Consignatiekas in afwachting van de uitkomst van de procedure ingesteld door een derde wiens kandidatuur voor de exploitatielicentie niet werd weerhouden. Toen deze procedure werd beëindigd, werd het bijkomende bedrag definitief vrijgegeven ten voordele van de massa.

Daar waar de curatele heeft vastgesteld dat er abnormale handelingen waren gesteld voor het faillissement, ging zij over tot instellen van Pauliaanse Vorderingen hetzij rechtstreeks hetzij bij tegenvordering ten aanzien van bepaalde kaderleden, feiten die in bepaalde gevallen het voorwerp uitmaken van een strafklacht , die de burgerlijke vordering opschort zolang hieromtrent geen uitspraak zal zijn tussenenkomen.

Ondertussen gaf het geschil ingesteld in België ten aanzien van de SairGroup en Sairlines (hierna genoemd Swissair) door de overheidsaandeelhouder, en waarin Sabena en de curatele zijn tussen gekomen, aanleiding tot een vonnis uitgesproken op 20 november 2003 door de Rechtbank van Koophandel te Brussel, waartegen zowel de overheidsaandeelhouder als Swissair en consoorten beroep heeft tegen aangetekend. De partijen bereiden hun laatste aanvullende en synthesebesluiten voor. Na de neerlegging ervan zal de zaak voor pleidooien worden vastgesteld voor het Hof van beroep te Brussel, wellicht in de loop van 2008.

Het voorwerp van het geschil is het passief van SABENA ten laste te leggen van Swissair; deze vordering is zowel gebaseerd op de niet-uitvoering van de continuïteitsgaranties die door de Belgische Staat ten voordele van SABENA waren bedongen als op de verantwoordelijkheid van de feitelijke bestuurder voor kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement.

De feiten van het geschil kunnen worden geschetst zoals hieronder uiteengezet.

Gedurende de jaren 1993-1994, startten onderhandelingen tussen SABENA en SWISSAIR, op initiatief van deze laatste, om de financiële en industriële partner van SABENA te worden in plaats van AIR FRANCE.

Zoals in elk partnerschap van dit type en deze omvang, hebben de betrokken vennootschappen hun relatie georganiseerd in enerzijds een basisovereenkomst – de Shareholders and Master Agreement (“SMA”) ondertekend op 4 mei 1995 – en anderzijds in bijkomende overeenkomsten, erop gericht het partnerschap te organiseren.

Zo kwam Swissair in 1995 in het kapitaal van SABENA in plaats van AIR FRANCE. In het kader van de Europese regels aangaande het luchttransport, diende SABENA te worden gecontroleerd door een aandeelhouder met de nationaliteit van een van de lidstaten, waardoor Swissair zich moest beperken tot het verwerven van 49,5% van het kapitaal van SABENA, zelfs indien, vanaf het begin, de welgekende intentie van de partijen erin bestond Swissair de controle van de operaties te laten verkrijgen en dit met het vooruitzicht de activiteiten te fusioneren van zodra de juridische situatie dit zou toelaten.

De ondertekende contracten bevatten het volgende akkoord:

  • Swissair verwierf onmiddellijk 49,5 % van het kapitaal van SABENA;
  • Swissair en de Staat kwamen een gemeenschappelijk beheer van SABENA overeen, waarbij sleutelposities werden gereserveerd voor de kaderleden van Swissair, doch steeds volgens de modaliteiten die de Europese regels respecteerden;
  • Swissair leende 100 miljoen EUR aan de Staat om haar toe te laten de aandelen SABENA in handen van Air France terug te kopen; van zodra het Europees recht dit toestond, zouden de aandelen worden overgedragen aan Swissair – die dan meerderheidsaandeelhouder zou worden – en de prijs van de aandelen zou worden gecompenseerd met de teruggave van de leningsom; de leningovereenkomst (de Loan Agreement) werd gesloten op 24 juli 1995;
  • Een operationele samenwerking werd tussen de twee luchtvaartmaatschappijen opgezet, door het sluiten van de Cooperation Agreement op 24 juli 1995;

Doorheen de jaren, werd het operationele partnerschap tussen de maatschappijen op verschillende vlakken versterkt.

De gesloten overeenkomsten kenden aan Swissair een feitelijke sleutelpositie toe zowel op het vlak van het beheer als op het vlak van de strategische oriëntatie van SABENA. De rechtvaardiging van deze feitelijke sleutelpositie bleek onder meer te zijn gesteund op :

  • het vooruitzicht van de overname van de volledige controle van Sabena in een nabije toekomst;
  • de reputatie van Swissair op de markt;
  • het tot zich trekken van het operationele beheer doordat de functies van CEO en CFO door Swissair mochten worden ingevuld.

Swissair had aldus vanaf het in voege treden van het partnerschap een enorme beslissingsmacht met betrekking tot SABENA. Zij twijfelde er ook niet aan deze macht te gebruiken en te misbruiken in functie van haar eigen belang door gehele onderdelen van de luchtvaartactiviteiten en andere activiteiten van SABENA naar haar eigen filialen over te dragen (bijvoorbeeld door de sluiting van de (zeer winstgevende) afdeling Cargo van SABENA) en dit naar aanleiding van de beslissing om de vloot van SABENA te vernieuwen. In 1999-2000 kwam men tot de oprichting van een gemeenschappelijk filiaal (AMP) dat ermee belast was om voor de twee bedrijven verschillende cruciale aspecten van hun operaties (te weten de verkoop, de marketing en de informatica) te beheren. Dit resulteerde in een feitelijke operationele fusie van de twee bedrijven en verbond wederzijds hun lot.

Dit vooruitzicht leekvoor de Belgische partijen, omwille van de bovenvermelde redenen, een voordelige oplossing te bieden nu zij van aard waren om de toekomst van SABENA te verzekeren.

Het is in dat perspectief dat de overheidsaandeelhouder, vooraleer in te stemmen met deze operatie, van Swissair garanties eiste voor de toekomst van Sabena, die dienden ingeschreven te worden in de Term Sheet van april 2000, later bevestigd in de overeenkomsten van januari 2001.

Deze voorzagen in essentie:

  • De verplichting (en niet enkel de loutere mogelijkheid) van Swissair haar deelname in Sabena te verhogen tot 85 % van zodra de Europese regels dit zouden toestaan, wat het geval zou zijn in juni 2001; dat de aandelen hoofdzakelijk moesten worden betaald door compensatie met de schuld in terugbetaling van de lening toegestaan door Swissair en door uitwisseling van Swissair aandelen voor het saldo;

  • Een herfinanciering van Sabena door
    • Een inbreng in geld door de twee aandeelhouders;
    • De aankoop door Swissair van bepaalde filialen en bijkomende activiteiten van Sabena (onderhoud, restauratie, bagagediensten, enz.);
    • Andere verplichtingen van Swissair, die zich in hoedanigheid van toekomstige meerderheidsaandeelhouder, ertoe verbond de financieringsnoden van Sabena over de volgende 2 jaar te voldoen en haar in een continuïteitspositie te houden;

Wel veronderstelde dit de goede trouw van de Zwitserse partners …

Swissair bevond zich op dat ogenblik (en in realiteit reeds sinds 1996) in een financiële situatie die meer en meer desastreus werd doch die zij voor het algemene publiek en haar partner - de Belgische Staat - wist verborgen te houden door even ingenieuze als gedurfde boekhoudkundige kunstgrepen die deels aan het licht werden gebracht in het rapport van de door de vereffenaar van Swissair aangestelde deskundigen.

Hoewel de strategie van Swissair op het moment van de feiten niet gekend was, wordt zij vandaag duidelijker o.m. door de burgerlijke en strafrechtelijke expertises, zowel in Zwitserland als in België in het raam van de hangende geschillen hebben plaatsgevonden.

Geconfronteerd met een beperkte nationale markt, wilde Swissair de Europese markt innemen, wat zij door het Europese recht enkel kon door minderheidsparticipaties te verkrijgen in Europese maatschappijen. SABENA was de eerste van die maatschappijen en anderen volgden (LTU, AOM, Air Liberté, …). Deze overnamepolitiek (hunterstrategie) werd gevoerd zonder werkelijke voorbereiding noch zekerheid van financiering, en werd verlaten op het einde van het jaar 2000.

Zij bracht een noemenswaardige verarming van Swissair met zich mee, die voor het publiek werd verborgen gehouden door foutieve boekingen, abnormale, twijfelachtige en kunstmatige intragroep verrichtingen en misleidende publieke aankondigingen, waarvan de ergste in de lente en zomer van 2001 betrekking hadden op een kredietlijn van één miljard CHF, zonder echter te melden dat deze onderhevig was aan opschortende voorwaarden die onmogelijk te realiseren waren.

Parallel aan deze ondoordachte expansiedrang, werkte Swissair een strategie van plundering van Sabena uit, die er hoofdzakelijk in bestond haar beslissingsmacht in Sabena te gebruiken en te misbruiken, waarbij zij overeenkomsten sloot die nadelig waren voor SABENA doch lucratief voor de Zwitserse filialen van Swissair .

Het is in die context dat men de door de Raad van Bestuur – die werd gemanipuleerd - genomen beslissingen moet begrijpen om de vloot te vervangen en voor Airbus te kiezen, wat er voor gezorgd heeft dat Airbus Swissair heeft bevrijd van 21 dure opties voor 20 vliegtuigen door haar – ten koste van SABENA – de op deze opties betaalde voorschotten terug te geven. Dit liet bovendien toe het onderhoud van vliegtuigen en de motoren van de nieuwe vloot naar Zürich te verhuizen en dit ten koste van Sabena Technics. De commercialisering van de cargocapaciteit van Sabena, de contracten met Virgin Express en City Bird volgden dezelfde logica. Gedetailleerde berekeningen laten de curatele toe aan te tonen dat het totale nadeel voor SABENA, dat voortvloeit uit deze abnormale handelingen door Swissair meer dan 600 miljoen EUR bedraagt.

Door haar deelname in SABENA volledig af te schrijven en door te weigeren de rekeningen te consolideren en dit met miskenning van de (toen gangbare internationale) boekhoudkundige normen, verzekerde Swissair dat de verliezen, die uit de desastreuze beslissingen van Swissair voortvloeiden voor SABENA, niet in de rekeningen van de groep voorkwamen.

Deze verliezen, waarvan de echte oorzaak verborgen werd gehouden, vormden vervolgens een argument om van de Belgische Staat te eisen opnieuw fondsen te investeren in SABENA.

De strategie van Swissair die er onder impuls van de heer M. Corti (die de heren M. Brugisser en M. Honegger verving), in bestond zich zo snel mogelijk van haar verplichtingen te ontdoen is een bewijs van dezelfde manoeuvres. In februari 2001 besliste de Raad van Bestuur van Swissair in werkelijkheid reeds tot een gecontroleerde afstoot van haar deelnames, maar trachtte daarbij vaag te blijven ten aanzien van het publiek en haar partners. Het ging erom de verplichtingen, die Swissair op zich had genomen enerzijds te vertragen of te annuleren en anderzijds van de Belgische Staat te vorderen dat zij fondsen zou injecteren en tenslotte was het de bedoeling de rendabele activiteiten van SABENA over te nemen (vooral de gelieerde activiteiten en de filialen).

Het is in die context van bedrog dat Swissair erin geslaagd is de uitvoering van de overeenkomst, gesloten met de Belgische Staat in januari 2001, op het punt van de geldelijke inbreng te beperken, terwijl de andere verplichtingen helemaal niet werden uitgevoerd.

Swissair trachtte tijd te winnen door een dubbelzinnige positie in te nemen ten aanzien van de Belgische Staat en van SABENA, door af en toe te laten horen dat ze de overeenkomsten van januari 2001 dan weer wilde heronderhandelen, om vervolgens aan te kondigen dat ze hen niet kon uitvoeren, of dat ze haar participatie in Sabena wilde opgeven, wat later haastig werd ontkend. Telkens werden daarbij de inspanningen van zowel de Belgische Staat als van SABENA om een oplossing te vinden genegeerd.

De niet-uitvoering van de overeenkomsten bracht de continuïteit SABENA inderdaad in januari 2001 in gevaar .

Begin juli 2001, dagvaardde de Belgische staat uiteindelijk Swissair om te verschijnen voor de Rechtbank van Koophandel te Brussel (waar de vordering thans hangende voor het Hof van Beroep te Brussel dus haar oorsprong kent), teneinde haar te horen veroordelen tot de uitvoering van de overeenkomsten van januari 2001.

Voor de inleidingszitting kwamen de partijen tot een dading (overeenkomst dd. 2 augustus 2001), wat zowel een nieuwe inbreng veronderstelde van de aandeelhouders van SABENA op een Algemene Vergadering, te houden begin oktober 2001 als de terugbetaling door de Staat van de helft van de lening toegekend door Swissair in 1995 (hetzij 50 miljoen EUR) en ging, ingevolge de uitvoering van hetgeen voorafgaat, uit van de ontbinding van de overeenkomsten van januari 2001 en van de afstand van de partijen van hun wederzijdse vorderingen.

De catastrofale situatie van Swissair (die tot dan nog steeds verborgen was gehouden) had tot gevolg dat zij de overeenkomst van 2 augustus 2001 niet is nagekomen. Begin oktober 2001, werd zijzelf door de Rechtbank van Zürich onder gerechtelijk akkoord door boedelafstand geplaatst. SABENA moest enkele dagen later op haar beurt eveneens een gerechtelijk akkoord aanvragen, en vroeg ongeveer een maand later het faillissement aan.

- Parallel aan de procedure ingesteld tegen Swissair in België en die de basis is van het geschil dat in 2001 werd ingeleid door de Belgische Staat, heeft de curatele beslist een aantal rechtsvorderingen in te stellen voor de Zwitserse rechtbanken en dit zowel op burgerlijk als op strafrechtelijk vlak.

Bij akte van 5 november 2004 heeft de curatele van SABENA strafklacht neergelegd tegen een aantal vroegere bestuurders van Swissair. In deze klacht wordt op zeer gedetailleerde wijze de feiten/handelingen weergegeven die door de bestuurders van Swissair zijn gesteld met het oogmerk om te schaden, zoals het miskennen van de principes van de consolidatie van de jaarrekeningen (I.A.S. normen, principe van “Substance over Form”) met als doel de inhoud van de rendabele activiteiten van SABENA weg te sluizen door allerlei verduisteringsmechanismen.

In de gerechtelijke akkoorden van Swisscargo, Swissair, SairLines, Flightlease en SairGroup werden aanzienlijke aangiftes van schuldvorderingen ingediend nadat bekomen werd dat het faillissement SABENA (ook) in Zwitserland werd uitgesproken, hetgeen in Zwitserland een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van deze schuldvorderingen

Deze schuldvorderingen hebben tot voorwerp hetzij een exacte afrekening op te maken van de onbetaald geblevensommen in het kader van de zeer complexe commerciële transacties tussen de filialen van de twee groepen, die vaak moeilijke vragen van schuldvergelijking opwerpen(met name in de I.A.T.A. problematiek), hetzij de veroordeling te bekomen voor de niet – uitvoering van de garantieovereenkomsten waartoe zij zich verbonden hadden, hetzij rechtstreeks aan Sabena (bijvoorbeeld met betrekking tot Flightlease, de niet terugname van vier Airbus A340 en dit niettegenstaande de bevestiging van het akkoord) hetzij onrechtstreeks in haar voordeel (bij wege van bedingen ten gunste van een derde, hetzij het opstarten van een vordering in betaling van het passief op basis van het Belgisch artikel 530 Venn. W.)

Op heden werden nog niet alle “états de collocation” van de filialen van Swissair in gerechtelijk akkoord (door boedelafstand) door de vereffenaars neergelegd.

In sommige gevallen, zoals in het gerechtelijk akkoord van Swissair, bekwam de curatele van de vereffenaar dat de samenstelling van het definitief bedrag van de schuldvordering van Sabena – op tegensprekelijke wijze- kon gebeuren in samenwerking wat heeft geleid tot de opschorting van de beslissing over de het nazicht van de ingediende schuldvorderingen. De ontmoetingen die reeds plaatsvonden, lieten partijen toe ontbrekende informatie alsook de verschillende standpunten uit te wisselen.

In andere gevallen, is de beslissing tot verificatie door de vereffenaars reeds genomen en heeft ze geleid tot de gedeeltelijke opname van de schuldvorderingen van SABENA (SairLines ten belope van 397.115.192 CHF; SairGroup ten belope van 382.551.524 CHF). Het vervolg van het geschil behelst het verzoek van SABENA om de beslissing van de Zwitserse rechter op te schorten tot de uitspraak van de Belgische rechter, nu het voorwerp van de schuldvordering immers hetzelfde is als het geschil thans hangende voor het Hof van Beroep te Brussel en waarin de Belgische Staat eveneens partij is.

Bijzondere rechtsgedingen werden ingesteld omdat SABENA van oordeel is dat haar de mogelijkheid tot rechtstoegang wordt belemmerd nu de gerechtelijke autoriteiten van de kantons Bülach en Zürich de betaling van enorme bedragen eisen (soms 4 Miljoen CHF of meer) ten titel van waarborg voor de kosten van de rechtsprocedures.

Andere geschillen hebben tot voorwerp het instellen van pauliaanse vorderingen (voor rekening van Sabena) en dit in de plaats van de vereffenaar nu deze nalaat ze in te stellen (bijvoorbeeld een pauliaanse vordering tegen Swiss voor de niet-betaling van de overdracht van de Slots).

In de loop van 2006 werden de grote renovatiewerken aan het hoofdgebouw gelegen op de Bld du 30 Juin te Kinshasa (RDC) opgeleverd. Op die manier kon de herinstaatstelling van het geheel van de onroerende goederen van Sabena in RDC tot een goed einde worden gebracht. De beslissing in 2002 deze herinstaatstelling te starten heeft geleid tot een uitzonderlijk voordeel voor de faillissementsboedel, nu de immobiliënmarkt vanaf 2003 explodeerde omwille van het beperkt aanbod. Op die manier werden de noodzakelijke investeringen aan de onroerende goederen, die zich opdrongen als gevolg van veroudering en gebrek aan onderhoud van de tijd van voor het faillissement van SABENA, al volledig gerecupereerd, zodat vandaag de failliete boedel belangrijke huurgelden ontvangt en dit in afwachting van het te koop aanbieden van de onroerende goederen van zodra de situatie zich op economisch, politiek en juridisch vlak zal stabiliseren. Deze stabilisatie dringt zich op om zakenlui te overtuigen de onroerende goederen te kopen – zonder risico-, eerder dan hoge huurgelden te betalen op korte termijn ( door de afwezigheid van vertrouwen op lange termijn).

De curatoren herinneren aan de verplichting die zij hebben tot het provisioneren van enerzijds de kosten van het beheer, daarin inbegrepen de investeringen noodzakelijk voor het actieve onderhoud van de roerende en onroerende goederen en anderzijds de geschillen die van aard zijn het passief van het faillissement te beïnvloeden (zie eveneens infra) zoals daar zijn:

  1. de boedelschulden, daarin inbegrepen de schulden van de boedel van het gerechtelijk akkoord;
  2. de sociale geschillen in het kader van de verificatie van de schuldvorderingen van het personeel en het Sluitingsfonds;
  3. de revindicatievorderingen;
  4. de geschillen over schuldvergelijkingen.

- Niettegenstaande deze verplichtingen en rekening houdend met de realisaties van het actief op heden, werd in de rang van artikel 19,3° bis Hypotheekwet op de schuldvorderingen ingediend door de ex-werknemers een eerste dividend van 80 % uitgekeerd, te weten de loonachterstallen en de verbrekingsvergoedingen (en dit in de mate dat ze niet volledig door het Fonds werden betaald).

Het saldo van het dividend in de rang van artikel 19, 3° bis HW werd in de loop van april 2005 aan de ex-werknemers en het Fonds betaald en het dividend in de rang van artikel 19,4 van de Hypotheekwet (vakantiegeld) werd in oktober 2005 betaald. Voor de betwiste schuldvorderingen werd een provisie aangelegd zodat telkens er een gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde zal zijn getreden, deze geheel of ten dele kan worden uitgevoerd.

Bovenop de hulp die zij biedt aan de curatele voor de samenstelling van de betwiste dossiers verzekert de personeelsdienst de opvolging van de dossiers voor dewelke er geen procedures aanhangig zijn en die het voorwerp uitmaken van briefwisseling met de betrokken personeelsleden.

II. De filialen van de groep

Op het niveau van de industriële filialen van de Sabena groep, was enkel het filiaal Sabena Hotels nog actief in 2006. De participaties in de hotelmaatschappijen, gelegen te Brussel, Conakry en Kigali werden intussen verkocht, Sabena Hotels beheert nog steeds actief het aandeel in de “Compagnie des Grands Hôtels Africains”, waarvan het hotel “Memling” in Kinshasa afhangt.

Op basis van een memorandum, opgemaakt op basis van de gegevens tot en met 31 december 2002, gaf de eerste prospectie van de vooruitzichten op een verkoop teleurstellende resultaten en dit ingevolge economische problemen en de politieke instabiliteit van de RDC op dat moment.

Het onderhoud van dit hotel dat tot het faillissement van SABENA bovendien slechts beperkte aandacht kreeg van de Sabena groep omwille van de desinteresse van partner Swissair, heeft Sabena Hotels beslist, in volledig akkoord met de curatele van Sabena, de procedure van tekoopstelling uit te stellen tot de economische en financiële internationale gemeenschap weer vertrouwen heeft in de situatie van de RDC wat een stabiel politiek regime veronderstelt dat een minimum aan goed beheer vertoont. Wat betreft de provincie Kinshasa betekent dit onder andere de sanering van het rioleringsysteem en de afvoering van afvalwaters, het oprichten van waterleidingssystemen, het op puntstellen van het elektriciteitsnetwerk om teveel stroompannes te vermijden, de reconstructie van een minimaal wegennetwerk in de zakenbuurten, het begin van een rechtsstaat, te weten, niet enkel door de creatie van een wetgevend kader, doch ook door toezicht op adequaat bestraffen van overtredingen enz…

De terugkeer naar de democratie in een relatieve kalmte na 40 jaar onrust en de eerste hoopgevende tekenen van investeringen in de immobiliën, voeden de hoop van herstructurering, maar het spreekt voor zich dat er tijd nodig is vooraleer een klimaat wordt geschapen, dat klaar zal zijn voor duurzame investeringen.

In afwachting, stelde de directie vanaf 2002 een vijfjarig investeringsplan op punt om de exploitatie van Hotel Memling voort te zetten aan internationale standaardnormen, waardoor de verkoopwaarde ervan verhoogt.

Het is zo dat de renovatiewerken aan de centrale koepel, aan het interne rioleringsnet (om overstroming van de kelders te vermijden), waterkolommen op elke verdiepingen (hierin inbegrepenhet koelwater), van de compressoren voor de airconditioning, de decoratie van de bar, het restaurant en de lobby, het brandsysteem, de telefooncentrale, het zwembad en de buitenbar werden ondernomen en tot een goed einde gebracht.

Voor de periode 2006-2007-2008 staan op het programma: het op puntstellen en renoveren van de wasserij en droogkuis, de herinrichting van de keuken die het zwembad en de ontbijtzaal bevoorraadt, de vernieuwing van deze zaal (parket, plafond, meubilair en decoratie), de renovatie van de 28 kamers op de club etage en de presidentiele suites, de vervanging van de airconditioning systemen in alle kamers (180) en het herstel van een deel van het dak.

De gebeurtenissen die de terugkeer naar de democratie omringen en de gerealiseerde investeringen hebben het mogelijk gemaakt de bezettingsgraad te verhogen met meer dan 15 % in 2006, zodat de resultaten van deze participatie op het niveau van de EBIT als uitzonderlijk kunnen worden aanzien, met als gevolg dat de winst van 2006 alleen al de kosten van alle gerealiseerde investeringen tot heden dekt.



Het college van curators

C Van Buggenhout
A. d’Ieteren
I. Van de Mierop
J. Bayart