NL FR
Back

Informatiebrief aan de schuldeisers van het faillissement van de NV Sabena

Maart 2006

I. Bijstand aan de filialen en groepsvennootschappen

1.0

De curatele herinnert eraan dat de negatieve rentabiliteit en/of de zwaar aangetaste solvabiliteit van bepaalde filialen van SABENA (zo bedroeg het negatieve eigen vermogen van SABENA TECHNICS bijvoorbeeld 23 miljoen EUR over het boekjaar 2001, terwijl dit bij de overdracht in 2005 positief was geworden ten bedrage van 30 miljoen EUR) tot gevolg hebben gehad dat de curatele – in haar hoedanigheid van aandeelhouder – zich niet heeft kunnen beperken tot haar rol van management controller, maar diverse herstructureringen heeft moeten opzetten, zowel op sociaal en financieel vlak als wat de ondernemingsprocedures betreft. De rentabiliteit herstellen is inderdaad een eerste vereiste om de deelnemingen in de filialen over te dragen aan kandidaat-overnemers die vanzelfsprekend uitsluitend enige belangstelling zullen tonen indien de activiteit van de filialen niet (meer) verlieslatend is. Bijgevolg heeft de curatele zich ten volle moeten kwijten van haar taak als hoofdaandeelhouder, zelfs enig aandeelhouder, om ervoor te zorgen, middels tussenkomst van de respectieve raden van bestuur en soms met de hulp van externe consultants, dat deze filialen in staat zouden zijn zich binnen een redelijke termijn te herstellen.

De taak van de curatele van SABENA werd bijzonder onzeker gemaakt door de hoge schuldenlast van de filialen en het in gebreke blijven van hun management.

Deze taak werd volbracht in drie fasen:

  1. De ondersteuning van de filialen door collectieve diensten in te brengen: niettegenstaande de verzelfstandiging zijn tal van diensten gemeenschappelijk gebleven en waren die op het ogenblik van het faillissement nog in de moederonderneming ondergebracht; het is niet mogelijk gebleken de “navelstreng” onmiddellijk door te knippen.

    Dat verklaart waarom het failliete SABENA enerzijds de uitvoering van de gemeenschappelijke diensten onverminderd heeft voortgezet en daarbij de exacte financiële tegenprestatie plus een voor haar bestemde marge heeft geëist, en anderzijds de nodige stappen heeft ondernomen om de filialen autonoom te maken en zodoende het pad te effenen voor de overnemers. Op te merken valt dat soortgelijke acties ondernomen werden ten gunste van de nog niet verzelfstandigde afdelingen.

  2. De administratieve en juridische ondersteuning, waaronder inzonderheid de geschillenregeling bij wege van dading of, bij ontstentenis, langs gerechtelijke weg, met dien verstande dat deze bijstand aan de filialen ten bate van het failliete SABENA in rekening werd gebracht.

  3. Het financiële beheer in de mate dat het filiaal in kwestie, zoals SNT, niet over een krachtige financiële en boekhoudkundige tool beschikte om het hoofd te bieden aan de bijzondere moeilijkheden die aansluitend op de herstructurering opgelost moesten worden.

  4. De strategische ondersteuning, met name door de aanwezigheid van de curatele als waarnemer in de raden van bestuur van de filialen met als doel hun voortbestaan veilig te stellen en zodoende de overdracht van hun aandelen mogelijk te maken door hun activiteiten en opbouw ingrijpend te herstructureren teneinde de kandidaat-overnemers een winstgevende toestand aan te reiken.

Ten aanzien van SABENA HOTELS, SFA, BFSC, ATRAXIS en SABENA TECHNICS, was het optreden van de curatele in hoofdzaak gericht op het behoud en in diverse gevallen de ontwikkeling van de activiteiten in “standalone”. Daarbij heeft de curatele het initiatief genomen, voor zover vereist gelet op de financiële toestand en/of het gebrek aan rentabiliteit, om aanzet te geven tot herstructureringen, met name op financieel vlak, door opnieuw te onderhandelen over de structuur van de schuldenlast [in het geval van SOBELAIR werd deze poging tot herstel in “standalone” verijdeld door het feit dat bepaalde personeelsleden, die soms lid waren van de ondernemingsraad, reeds vóór het faillissement te kennen hadden gegeven de aandelen voor 1 EUR te willen overnemen en zodoende weigerden hun medewerking te verlenen aan de financiële saneringsslag onder het toezicht van de curatele]; in een later stadium werden procedures tot overdracht van de deelnemingen in kwestie uitgewerkt door de gepaste precontractuele documenten voor te bereiden en op te stellen, door data rooms en “due diligence” procedures te organiseren en, last but not least, door te onderhandelen met de kandidaat-overnemers in het bijzijn en met de hulp van het management, zowel in België als in het buitenland.

Nadat begin 2004 de aanzet tot de heropstart van de pilotenschool werd gegeven – vermits het sociaal plan in 2002 werd aangenomen en uitgevoerd – en nadat de onderhandelingen met de financiële instellingen omtrent de drastische vermindering van de schuldenlast tot een goed einde waren gebracht, konden de aandelen van SFA in november 2004 worden overgedragen in een context die het tegelijk mogelijk maakte om het voortbestaan van de activiteiten veilig te stellen en de vluchtsimulatoren die eigendom waren van SABENA tegen continuïteitswaarde te verkopen (zie pagina 25 voor meer bijzonderheden).

2.0

Na het doorvoeren van de hierboven vermelde reorganisaties zijn de hotelondernemingen van de SABENA-groep die opereerden onder de naam “SABENA HOTELS” winstgevend geworden. Hierdoor werd het nodige draagvlak gecreëerd om haar zelffinancieringscapaciteit te verhogen en tegelijk de investeringen voort te zetten die vereist waren om tegemoet te komen aan de eisen van de cliënteel alsook om de bezettingsgraad op peil te houden en waar mogelijk zelfs te vergroten.

In de onderstaande tabel staat het verloop van de cashflow en de investeringen die tussen 2002 en 2005 door de operationele hotelondernemingen zijn uitgevoerd.

Verloop,van de cashflow van de werkmaatschappijen
(periode,januari 2002 – juni 2005)
CASHFLOW INVESTERINGEN
Sodehotel
3 828 982
475 000
Carrefour de l'Europe 264 361
245 000
C.G.H.A. Hôtel Memling 11 109 960
1 245 467
S.H.G. Hôtel Carnayenne 148 356
138 000
Hôtel des Mille Collines 2 213 322
689 203
17 564 981
2 801 670

Deze inspanningen waren onontbeerlijk om de hotels aantrekkelijk te houden met het oog op de overdracht van de aandelen van de vennootschappen waarin ze zijn ondergebracht.

Een eerste openbare verkoopprocedure werd onderbroken aangezien de biedingen die de curatele ontvangen had niet alleen lager waren dan de economische waarde van de ondernemingen, maar tevens lager dan de openbare verkoopwaarde van de gebouwen waarin deze hotels zijn ondergebracht. Tot deze onderbreking werd besloten in onderling overleg met de rechters-commissarissen op basis van het hoogste bod. Met hun toestemming heeft de curatele deze procedure vervangen door een individuele aanpak die succesvoller zou blijken te zijn. Aangezien de ontvangen biedingen in lijn waren met de opbrengstwaarde, heeft deze nieuwe benadering al geleid tot de aandelenoverdracht voor twee hotels in het eerste semester van 2005 en voor twee Brusselse hotels aan het eind van het tweede semester 2005.

In de loop van de maand januari 2005 werd de laatste hand gelegd aan de aandelenverkoop van de hotelonderneming in Guinee (Hôtel Camayenne in Conakry). De verkoop van Compagnie Rwandaise d'Hôtellerie et de Tourisme (Hôtel Mille Collines in Kigali) werd afgerond in september 2005. In dat verband valt op te merken dat voor deze laatste overdracht, dankzij de tussenkomst van de curatele, het in 2005 uitgebrachte en door de curatele aangenomen bod ten belope van 3.700.000 USD per saldo 180% uitmaakte van het oorspronkelijke bod van 2.000.000 USD dat in 2003 op de gezamenlijke aandelen werd uitgebracht, waarbij SABENA HOTELS 89,14% van het kapitaal van haar filiaal in handen had.

De aandelenoverdracht van de Société de Développement Hôtelier et de Gestion (afgekort SODEHOTEL) en van de vennootschap EDIPRAS (uitbater van het hotel Carrefour de l'Europe) vond plaats ter gelegenheid van een brainstorming met vijf vooraf geselecteerde kandidaten die belangstelling hadden getoond om een overnamebod voor beide hotels uit te brengen. De voorlichtings- en “due diligence” procedures zijn eind juni 2005 van start gegaan en werden eind september 2005 beëindigd door de indiening van de biedingen. Per saldo werd het hogere bod van 15,5 miljoen EUR aangenomen en uitgevoerd door een aandelenoverdracht die op 21 december 2005 is ondertekend. Zo heeft het besluit om de verkoopprocedure in 2004 op te schorten per saldo een resultaat opgeleverd dat 40% meer bedraagt dan het beste bod dat tijdens de eerste ronde is uitgebracht.

Tot op heden heeft SABENA HOTELS bijgevolg alleen nog de aandelen in handen van de Compagnie des Grands Hôtels Africains, uitbater van het Hôtel Memling in Kinshasa. In dit hotel worden sedert 2001 zonder onderbreking grootschalige renovatiewerken uitgevoerd tot grote tevredenheid van de cliënteel. In dat verband is de beste graadmeter de bezettingsgraad die gestaag toeneemt en wel in dusdanige mate dat 2006 een recordjaar wordt: het Hôtel Memling is uitgegroeid tot het meest prestigieuze hotel van Kinshasa en is nu de onvermijdelijke stopplaats voor met name zakenlui, vertegenwoordigers van ngo's, internationale ambtenaren, politici en ministers.

De curatele is evenwel niet van plan om het hotel vóór 2007 te koop te stellen, maar geeft er de voorkeur aan te wachten tot de politieke toestand zich opnieuw op lange termijn stabiliseert na de verkiezingen, wat een doorslaggevende invloed zal hebben op het gedrag van kandidaat-investeerders en, van de weeromstuit, op de prijs. Ook het afsluiten van het lopende boekjaar zal een positieve impuls geven.

Voorts valt op te merken dat de verkoopprijzen van de aandelen die worden aangehouden in de werkmaatschappijen van de hotels zullen terugvloeien naar het vermogen van SABENA in de vorm van boni uit de invereffeningstelling van de holding SABENA HOTELS wanneer alle door deze laatste aangehouden deelnemingen te gelde zullen zijn gemaakt.

3.0

Na erin te zijn geslaagd het filiaal BFSC commercieel onafhankelijk te houden – conditio sine qua non om de overlevingskans op lange termijn veilig te stellen – dankzij het toegenomen professionalisme van het nieuwe management dat is geïnstalleerd en de doorgedreven diversificatie van de activiteiten – de onderneming opereert thans in Griekenland en in Luxemburg en is van plan om zich te vestigen in Zwitserland – en ondanks problemen met betrekking tot bepaalde van haar belangrijkste klanten, heeft de huidige en toekomstige rentabiliteit van dit filiaal het mogelijk gemaakt met vertrouwen te overwegen de meerderheidsparticipatie van SABENA te koop aan te bieden.

Aan de selectie van kandidaat-overnemers en het sluiten van een overdrachtsovereenkomst is concreet invulling gegeven in de loop van het eerste semester van 2005. De aandelenoverdracht werd in de zomer afgerond.

Het due diligence-onderzoek dat SKYTANKING in de boeken van het filiaal BFSC heeft uitgevoerd, werd tot algehele voldoening van de kandidaat-overnemer afgesloten. Hierdoor is de curatele erin geslaagd, in de daarop volgende slotfase van de onderhandelingen, de uiterst tevredenstellende prijs te verkrijgen van 121 EUR per aandeel (terwijl andere kandidaat-overnemers respectievelijk in september 2004 en in december 2004 een prijs van onderscheidenlijk 40 EUR en 45 EUR hadden aangeboden) voor een totaal van 4,6 miljoen EUR. De kentering in het handelsbeleid als gevolg van de diversificatie van engineeringwerkzaamheden in het buitenland waartoe de curatele besloten had na de installatie van het nieuwe management in 2003 heeft uiteindelijk concrete resultaten opgeleverd, zoals blijkt uit het businessplan 2005-2007.

In het verlengde daarvan heeft de curatele eveneens de aandelen te gelde gemaakt die aansluitend op de vereffening van SOBELAIR werden aangehouden in BFSC, op verzoek van de vereffenaars, tegen betaling van een tegemoetkoming in de kosten van SABENA ten belope van 24.000 EUR.

4.0

Ondanks het (valse) gerucht dat door sommigen werd verspreid als zou de curatele in januari 2002 de participatie van SABENA in DAT voor één symbolische euro hebben verkocht, werden de door DAT in BFSC aangehouden aandelen die ter gedeeltelijke betaling van de overnameprijs aan de curatele werden overgedragen, thans te gelde gemaakt samen met de andere aandelen in handen van SABENA. Deze verkoop heeft de boedel 740.000 EUR opgeleverd.

Een soortgelijke verrichting vond plaats met de HRS-aandelen die van DAT werden overgenomen voor één (1) symbolische euro en die binnenkort van de hand zullen worden gedaan voor 150.000 EUR. Dit betekent dat voor deze twee verrichtingen alleen al de vergoeding ten gunste van de boedel uitkomt op in totaal 890.000 EUR.

5.0

Sinds het faillissement van de NV SABENA, is de NV SABENA TECHNICS, filiaal waarvan 100 % van de aandelen in handen zijn van de NV SABENA, terechtgekomen in een situatie van zeer hoge schuldenlast en permanente crisis, zoals wordt aangetoond in de onderstaande tabel, die de evolutie van de omzet in de periode 2000-2004 illustreert.

Op het moment van de tussenkomst van het faillissement van Sabena, verminderde haar omzet op slag met 43 % (min 151 miljoen Euro). Zij beschikte noch over de liquiditeiten noch over de kredietlijnen die nodig waren om een collectief ontslag te financieren, hoewel dit noodzakelijk was om een faillissement te vermijden. Na lange en moeilijke onderhandelingen tussen de curatele van Sabena en de "Nationale Investeringsmaatschappij (NIM)", kon Sabena Technics een lening van 25 miljoen Euro verkrijgen.

Deze omschakeling van een semi-publieke vennootschap met een gegarandeerd cliënteel (de luchtvaartmaatschappij Sabena), naar een vennootschap die volledig afhankelijk is van 'derde' cliënten, die zelf in een economische crisiscontext opereren, heeft zich in een uiterst moeilijk economisch klimaat voltrokken (11 september de terugval van de dollar, de oorlog in Irak, SARS,…). Ondanks alle inspanningen van rationalisering en vermindering van de kosten, maakte Sabena Technics in 2003 en 2004 verder (weliswaar kleine vergeleken met deze van 2001 en 2002) operationele verliezen maar had ze wel steeds een positieve cash flow, zoals wordt geïllustreerd in onderstaande tabel.

Sabena Technics heeft kunnen blijven bestaan dankzij uitzonderlijke en niet-recurrente inkomsten, zoals de verkoop van de stocks die overtollig waren geworden door de inkrimping van de activiteiten, de opschorting van de investeringsprogramma's en dankzij aanzienlijke successen in het voeren van verschillende rechtsgedingen met de hulp van de curatele van Sabena. Gedurende de twee laatste jaren, heeft de vennootschap 11 miljoen Euro aan inkomsten gegenereerd, dankzij de verkoop van haar overtollige stocks.

Een ander zeer positief element is dat Sabena Technics haar lopende verbintenissen heeft kunnen nakomen en erin geslaagd is haar financiële schulden terug te betalen, waarvan de meerderheid gewaarborgd werd door panden op handelsfonds, voor een bedrag van 42 miljoen Euro, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Zich bewust van het eenmalige karakter van voormelde uitzonderlijke elementen, heeft de curatele van Sabena de raad van bestuur van Sabena Technics ervan kunnen overtuigen de beschikbare middelen te gebruiken om de "turn around" van de onderneming te financieren door een tweede herstructureringsprogramma uit te voeren.

  • een verlaging van de kritische drempel,
  • een verhoging van de doeltreffendheid van de operaties,
  • het zorgen voor een strikte naleving van de 'turn around time', essentieel voor het behouden van het vertrouwen van de cliënten,
  • het verbeteren van de facturatieprocedure,
  • het verhogen van de omzet, in een sector die zelf in crisis is.

Het in gebreke blijven van Sobelair is één van de rechtstreekse oorzaken van dit tweede herstructureringsplan.

Sabena Technics heeft immers in één dag tijd 11% van haar zakenvolume verloren.

Voor 2003 bestond dit zakenvolume uit prestaties van het productieve personeel van Sabena Technics ten belope van 90.277 manuren, wat neerkomt op 70 voltijdequivalenten die rechtstreeks en uitsluitend aan Sobelair waren toegewezen.

Met de hulp van een ploeg van 16 consultants, is het project "Renaissance" begin 2004 gestart en is het verdergezet gedurende het hele jaar 2004. Door het werk van honderd medewerkers die gedurende het jaar op simultane wijze aan een dertigtal processen hebben gewerkt werden alle departementen en operationele processen doorgelicht.

De eerste banden met de Groep TAT werden gesmeed, op hetzelfde moment als de start van het "Renaissance "-project (januari 2004). Deze banden werden gedurende het hele jaar 2004 onderhouden, in afwachting van de realisatie van de doelstellingen van de tweede herstructurering.

In mei 2004, heeft Sabena Technics de analysefase van het "Renaissance" - plan afgewerkt en heeft zij een financieel plan op 3 jaar opgesteld, waarin alle maatregelen van het "Renaissance"-plan waren opgenomen. Dit plan, dat eveneens aan de Groep TAT werd voorgesteld, rekende op een omzet van 135 miljoen Euro in 2004, van 138 miljoen Euro in 2005 en 145 miljoen Euro in 2006 en op een operationele rentabiliteit van respectievelijk 1,6 miljoen Euro in 2004, 8,1 miljoen Euro in 2005 en 11, 1 miljoen Euro in 2006. Dit plan op 3 jaar hield rekening met een geschatte basisomzet voor 2004 van - 10,3 miljoen Euro, gebaseerd op hetgeen was gerealiseerd in 2003. De controlecijfers van dit plan worden in ondergaande tabel voorgesteld.

Na de analysefase, is de vennootschap begonnen het "Renaissance"-plan uit te voeren vanaf de maand mei 2005.

De resultaten die door het invoeren van het "Renaissance"project werden behaald, waren de volgende:

  • De oprichting van een nieuwe organisatie, die eveneens de vervanging van bijna het volledige top management van de vennootschap met zich meebracht
  • Een vermindering van het aantal werknemers van de vennootschap met 170 mensen, grotendeels door middel van een collectief ontslag, conform de 'Wet Renault'.
  • Een nieuw organisatiemodel, met nieuwe interne processen die een verhoging van de doeltreffendheid van de operaties toelaten
  • jaarlijks recurrente besparingen van 11,7 miljoen Euro, waarvan 7,1 miljoen Euro door vermindering van de personeelskosten en 4,6 miljoen Euro door reductie van andere kosten.

Ondanks alle ondernomen inspanningen en de effectief gerealiseerde besparingen sinds de inwerkingtreding van het "Renaissance"-plan, heeft de onderneming de commerciële targets, opgenomen in het plan, niet kunnen verwezenlijken.

In 2004, heeft Sabena Technics een omzet gerealiseerd van 122 miljoen Euro, 13 miljoen Euro minder dan de 135 miljoen Euro die door het plan "Renaissance" als doel werd vooropgesteld (en 23 miljoen Euro minder dan de omzet van 145 miljoen Euro in 2003). Het operationele verlies bedroeg - 5, 4 miljoen Euro. Tegenover het voorziene cijfer in het plan "Renaissance" van + 1, 6 miljoen Euro wijst dit op een afwijking van 7 miljoen Euro.

Zodra deze tendens zichtbaar werd, heeft de curatele van Sabena drastische maatregelen geëist om aan deze situatie te verhelpen. De gedelegeerd bestuurder en CEO werd vervangen en een nieuw commercieel directeur werd aangesteld eind augustus 2004. Hierop volgden verscheidene versterkingen in de commerciële ploeg.

Het systematisch gebrek aan respect voor de "turn around time", nochtans een essentieel element in het Renaissance - plan, de sabotage van het plan door bepaalde van de hoogste kaders, het ongenoegen, het zien van de onrust bij de cliënten die daarop volgde en het ontstaan van nieuwe geschillen hebben geleid tot de vervanging van de COO van de vennootschap.

Sinds de aankomst van de nieuwe commercieel directeur, heeft de vennootschap zich aan haar budget van 2005 gehouden, na een zeer gedetailleerde analyse van de commerciële mogelijkheden en risico's.

De resultaten van de eerste 6 maanden van het jaar, de maanden die de vennootschap het meest belasten, hebben een stabilisering van de commerciële activiteit en een goede controle van de exploitatiekosten aangetoond.

Het is deze stabilisatie van de economische prestaties dat het mogelijk heeft gemaakt de interesse van de industriële marktspeler TAT te concretiseren in overnameakkoorden,nadat een sociaal akkoord kon worden bereikt dat toeliet de sociale flexibiliteit gevoelig te verhogen en de loonmassa te verlagen.

De groep TAT heeft zich bereid getoond te investeren in de toekomst en het commerciële risico te nemen, dit alles met behoud van de tewerkstelling, zodat op die manier de duurzaamheid van de onderneming wordt verzekerd. TAT Industries heeft er zich eveneens toe verbonden zijn knowhow te delen en - cruciaal element voor een duurzaam beleid- het management van de vennootschap te versterken. Gelet op de "challenge" die deze verbintenissen inhouden, heeft de Groep TAT Industries geweigerd de middelen die ter haar beschikking stonden te investeren in de problemen uit de verleden van de SABENA-groep.

In dat kader en rekening houdend met de dringende noodzaak te investeren, heeft de groep TAT Industries middels een schrijven dd. 16 juni 2005 haar intentie uitgedrukt de aandelen van de curatele van de NV SABENA in faillissement over te nemen voor de prijs van één symbolische euro, door aan Sic en haar schuldeisers de betaling van een kleine fractie van de schuldenlast van 192 miljoen Euro tot slot van alle rekening aan te bieden. De redding van Sabena Technics door de overdracht aan een industriële marktspeler was slechts mogelijk na het sluiten van een dading met de schuldeisers van SIC, dat ook een substantiële kwijtschelding van de schulden in het voordeel van Sabena Technics inhield.

De kwijtschelding die het gevolg was van deze dading leidde tot een (dubbel) probleem van rechtszekerheid voor de kandidaat van de kwijtschelding; Daarom nam curatele op 11 januari 2005 een beslissing, die vooruitliep op de niet - toepasselijkheid van art. 207§ 2 CIR en vroeg zij een fiscale controle aan met het oog op de bevestiging dat de uitgestelde verliezen, hoofdzakelijk gevormd door de afschrijving van de goodwill in 2001 en 2002, niet door de fiscale administratie zouden worden betwist.

De omzetting van dit voornemen in een vast en definitief bod gebeurde op 8 juli 2005, nadat het sociaal plan werd aangenomen door een meerderheid van 72 % van de stemmende werknemers.

Op die manier beschikte Sabena Technics, na de ondertekening van de overdrachtovereenkomst, over een positief eigen vermogen en voor meer dan 7 miljoen € aan liquiditeiten.

De opdracht van de curatele van Sabena, die zeer onzeker was door de enorme schuldenlast en de gebreken in het management van dit filiaal, kon aldus worden volbracht en een nieuwe mijlpaal in de realisatie van de niet - luchtvaartgebonden activiteiten van Sabena werd bewerkstelligd, niet door de activiteiten te vereffenen, maar door hen in werking te houden zoals eerder gebeurd is voor de activiteiten van ground-handling, catering en cargo en daardoor 1200 bijkomende banen te redden.

6.0

Teneinde zijn aandelen over te dragen had elk filiaal een beroep moeten doen op een investeringsbank om een memorandum uit te werken, de data room en due diligence-procedure te organiseren en antwoord te geven op de gestelde vragen aan de filiaaldirecteurs.

Deze taken werden volbracht door de curatele, wat de hotelondernemingen in staat stelt en heeft gesteld om aanzienlijke besparingen te realiseren.

Aansluitend op haar optreden in de filialen heeft de curatele er bovendien op toegezien dat:

  1. de historische verliezen verder werden overgedragen en aangewend om de gevolgen ongedaan te maken van de kwijtschelding van schulden die in het kader van de financiële herstructureringen werd bedongen
  2. de concessies behouden bleven om soepeler te onderhandelen met BIAC over de overname ervan onder gunstvoorwaarden voor de cessionarissen en te zorgen dat de milieukosten bij de overdracht van de concessies aan de filialen door de Belgische staat ten laste werden genomen.

De curatele heeft niet het bestuur over de filialen uitgeoefend door de bestuurdersmandaten in de respectieve raden van bestuur waar te nemen. Dat is immers niet noodzakelijk geweest gelet op de specifieke expertise die de door de curatele aangestelde onafhankelijke bestuurders hebben ingebracht en doordat de curatele als waarnemer in alle raden zetelde.

7.0

In elk filiaal heeft de curatele ernaar gestreefd in de mate van het mogelijke het faillissement af te wenden en de economische en sociale gevolgen hiervan te voorkomen. Voorts stelde de curatele zich ten doel een onderneming over te dragen die opnieuw rendabel is geworden en zodoende over een economisch levensvatbare toekomst beschikt.

De toestand van het filiaal ATRAXIS was rampzalig, terwijl de deelneming van Sabena beperkt was tot 50% en de Zwitserse vereffenaars hiervan geprofiteerd hebben om evenals in Zwitserland te proberen een overdracht van de activa aan EDS tegen een symbolische prijs af te dwingen; deze laatste heeft per saldo afgehaakt na een onderhandelingsronde die tot ultimo maart 2002 heeft geduurd, terwijl ATRAXIS, dat inmiddels nog eens 3 miljoen EUR extra had verloren, aan de rand van het faillissement stond.

Op dat ogenblik toonde de Zwitserse aandeelhouder geen belangstelling meer in het beheer dat door de curatele was overgenomen. In onderling overleg met het personeel werd een sociaal plan uitgewerkt in het kader van de wet-Renault. De door deze herstructurering winstgevend gemaakte activiteiten werden na een exploitatieperiode in standalone overgelaten aan industriële operatoren, waaronder ATOS.

Het beheer door de curatele heeft het niet alleen mogelijk gemaakt het passief aan te zuiveren, maar bovendien een eerste bonus in euro te betalen aan het failliete SABENA. Als alle geschillen eenmaal zijn beslecht, kan in voorkomend geval worden overwogen een extra bonus toe te kennen.

De door de curatele toegepaste strategie heeft zich aldus vertaald in de uitkering van een dividend aan de gewezen werknemers van SABENA ten belope van 100% van hun schuldvordering. Bij die gelegenheid werd aan het Fonds tot Vergoeding in geval van Sluiting het bedrag terugbetaald van diens tussenkomst in de rang van artikelen 19,3° bis en 19,4° van de Hypotheekwet, zijnde in totaal meer dan 220 miljoen EUR. In dat verband is het van belang op te merken dat volgens periodiek opgestelde prognoses een dividend van hoogstens 15% in het vooruitzicht werd gesteld!

Zodoende werden de meest optimistische ramingen die op het ogenblik van het faillissement werden gemaakt ruimschoots overtroffen.

Aangezien de schuldvorderingen in de rang van artikel 44 van de Wet betreffende het gerechtelijk akkoord alsook die in de rang van artikelen 19,3° bis en 19,4° van de Hypotheekwet gehonoreerd zijn, kan aan de overige schuldeisers in de daarop volgende rangen geen (tussentijds) dividend worden toegewezen, terwijl het nog verschillende jaren kan duren voordat de sluiting van het faillissement wordt uitgesproken.

Gezien deze toestand doet de curatele al het nodige om de nog niet te gelde gemaakte activa te laten gedijen door hun rentabiliteit te verhogen met als doel een financieel resultaat te boeken dat groter is dan het resultaat dat men geboekt zou hebben door het provenu van de tegeldemaking bij de Deposito- en Consignatiekas te plaatsen, inzonderheid wanneer de mogelijke opbrengstwaarde van het actief te verwaarlozen is vergeleken met die welke men in een normale conjunctuur zou kunnen verkrijgen.

Het herstellen van bepaalde activa die in uiterst slechte staat verkeerden door het gebrek aan onderhoud heeft het niet alleen mogelijk gemaakt een zeer hoge huurwaarde te krijgen, maar ook de nodige meerwaarde zeker te stellen met het oog op de toekomstige tegeldemaking van het actief zelf. Dat geldt inzonderheid voor het opnieuw in goede staat brengen van het vastgoedvermogen in Kinshasa en/of de verhuur van motoren die eigendom zijn van SABENA.

In beide gevallen biedt de huurmarkt op dit ogenblik betere perspectieven zodat men huurgelden met een zeer hoog rendementspercentage kan verkrijgen tijdens perioden van laagconjunctuur wat de verkoop betreft en voordat die opnieuw een dusdanig niveau bereikt dat naar het oordeel van de curatele opnieuw sprake is van een naar maatstaven van redelijkheid “aangewassen” verkoopwaarde.

Een en ander blijkt duidelijk uit de onderstaande tabel:

II. Outstations

De curatele heeft eveneens haar inspanningen voortgezet teneinde het vermogen van SABENA in het buitenland te behouden en om alle nodige procedures op te starten die voorafgaan aan de tegeldemaking van de activa die zich daar bevinden en in het bijzonder die welke ertoe strekken de passiva te verminderen.

De curatele heeft erover gewaakt over te gaan tot de sluiting van de bijhuizen in het buitenland en heeft de schuldvorderingen op de cliënteel geïnd, alsook de garanties bij de overheidsinstellingen, en heeft waar dit nog mogelijk was drempelgeld geïnd door de overdracht van de huurovereenkomsten die door SABENA waren gesloten. Eventuele arbeidsrechtelijke geschillen werden geregeld en de beschikbare fondsen terug naar België overgebracht samen met de lokale archieven, tenzij die in hun geheel of gedeeltelijk ter plaatse nog noodzakelijk waren om de wettelijke verplichtingen te vervullen welke eigen zijn aan de financiële en boekhoudkundige afsluiting van de bijhuizen. In bepaalde landen heeft SABENA procedures moeten opstarten die ertoe strekken haar te beschermen tegen haar schuldeisers. Daarbij werd voordeel gehaald uit het ontbreken van internationale verdragen inzake insolvabiliteit.

Tot op heden werd een zeer groot aantal van deze bijhuizen gesloten na voltooiing van alle bovenvermelde stappen.

Al naar het geval heeft de curatele een andere strategische keuze gemaakt en daarentegen geopteerd voor de secundaire faillietverklaring in de mate dat de lokale activa hierdoor beschermd werden tegen de door de schuldeisers van SABENA ondernomen acties, maar waarvan de vordering geen uitstaans heeft met het grondgebied in kwestie.

Zo werd bijvoorbeeld het secundaire faillissement uitgesproken over het Zwitserse bijhuis van SABENA met als positieve resultaat dat men een bedrag van 5.425.362,07 EUR naar eigen land heeft kunnen doen terugkeren – ondanks de beslagleggingen en andere acties die de schuldeisers individueel hebben ondernomen. Dit bedrag is afkomstig uit de recuperatie van de schuldvorderingen, de afrekening met de btw-dienst en de CORNER BANK die de kredietkaartopbrengsten beheerde.

Corner Bank 4 188 558,49
Europay 710 461,83
btw 137 697,31
BSP 329 183,10
Overige 59 461,34
5 425 362,07

III. Geschillen

De curatele merkt op dat de geregelde of hangende geschillen inzonderheid betrekking hebben op:

  1. de onenigheid omtrent de schuldvordering van een gewezen personeelslid, de betwisting van de kwalificatie van een schuld als boedelschuld of van de hoedanigheid van schuldeiser;
  2. het begrip van boedelschuld in de zin van artikel 44 van de Wet betreffende het gerechtelijk akkoord;
  3. een groot aantal piloten van het filiaal SOBELAIR die, na te zijn ontslagen door deze vennootschap (hun laatste werkgever), de opname vorderen van hun schuldvordering in het passief van het faillissement van SABENA – op basis van de terbeschikkingstelling waarvan ze het voorwerp zouden hebben uitgemaakt en die naar hun zeggen nog gevolgen zou kunnen hebben na het stopzetten van de luchtvaartactiviteiten van SABENA – teneinde te proberen een bijkomende verbrekingsvergoeding te verkrijgen;
  4. de betwisting van een ingeroepen voorrecht;
  5. de geschillen verband houdende met de geschillen die ten aanzien van de filialen waren ingesteld in het kader van betwiste overeenkomsten en/of schuldvergelijkingen.
  6. de geschillen in de rang van gewone (chirografaire) schuldeisers, waaronder die met de luchtvaartmaatschappijen.

Deze geschillen zijn op dit ogenblik onderworpen aan het oordeel van de gewone Belgische rechtbanken (rechtbanken van koophandel, hoven van beroep, arbeidsrechtbanken en zelfs het Hof van Cassatie).

Het geschil dat in België werd ingeleid tegen de SWISSAIR-groep (in hetgeen volgt Swissair te noemen) door de andere aandeelhouders en waarin de boedel wordt vertegenwoordigd, heeft inmiddels aanleiding gegeven tot een vonnis dat op 20 november 2003 werd uitgesproken door de Rechtbank van Koophandel van Brussel en dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een beroepsverzoekschrift dat werd neergelegd door zowel de Belgische aandeelhouders als door SAIRGROUP en consorten.

Tegelijkertijd heeft de curatele een klacht ingediend bij de Zwitserse strafrechtelijke autoriteiten tegen de bestuurders die zetelden in de raad van bestuur van SWISSAIR en ten aanzien van de andere in 1996 en 2001 tussenkomende partijen.

Deze klacht is gegrond op de vaststelling dat SWISSAIR – vanaf 1996 in de loop der jaren en afhankelijk van haar eigen financiële behoeften – het vermogen van SABENA heeft uitgehold door zich gaandeweg de winsten van haar meest rendabele activiteiten “toe te eigenen”. Een "roofdier"-strategie werd op die manier gepland en stelselmatig gevolgd, waarbij de overgedragen actiefbestanddelen van SABENA gebruikt werden om de eigen winsten van haar Zwitserse partner aan te vullen zonder de daarmee samenhangende verliezen ten laste te nemen.

Tijdens deze periode en vanaf 1997 gaven de rekeningen van SWISSAIR niet langer de "geconsolideerde realiteit" weer, en stond de boekhouding uitsluitend ten dienste van de doelstelling die erin bestond de illusie te scheppen dat de SWISSAIR-groep een zogenaamde "vliegende bank" bleef met een stralende financiële gezondheid, terwijl de werkelijke resultaten (dat wil zeggen zonder boekhoudkundige en financiële kunstgrepen) niet meer strookten met dit beeld.

Het uitgangspunt van deze strategie vindt zijn oorsprong in de jaarrekeningen van 1996, na de aankoop door SWISSAIR van de maatschappelijke aandelen die AIR FRANCE aanhield in het kapitaal van SABENA (49,5%).

SWISSAIR besliste vervolgens om dit kapitaalbelang onmiddellijk voor 100% in haar boeken af te schrijven, hetgeen in principe diende te betekenen dat er geen enkel vooruitzicht meer was op het herstel van de rentabiliteit van SABENA waarover ze pas de zeggenschap had verworven.

Kon ten tijde van de verwerving van de participatie een herstel in het vooruitzicht worden gesteld, dan diende dit tevens het geval te zijn tien maanden later.

Het andere storende element was het verlies van acht miljard Belgische frank ingeschreven in de rekeningen van 1996 van SABENA, dat afkomstig was van een voorziening voor toekomstige lasten die SABENA zouden worden opgelegd door de SWISSAIR-groep.

Dit uitzonderlijke verlies vertegenwoordigt vier miljard meer dan de verliezen die voorzienbaar waren voor het boekjaar 1996, waarbij SWISSAIR haar bedoeling rechtvaardigde door de wil om aangezuiverde rekeningen en een dito balans voor te leggen teneinde voortgang te maken. Het verlies werd kunstmatig gecreëerd met als doel SWISSAIR in staat te stellen haar deelneming in het kapitaal van SABENA af te schrijven – hetgeen een noodzakelijke voorwaarde was voor haar roofdierbeleid.

SWISSAIR had evenwel – vanaf 1996 en overeenkomstig de boekhoudkundige IAS-normen – in haar rekeningen de resultaten van SABENA moeten consolideren, zelfs indien haar deelneming op dat ogenblik slechts 49,50% bedroeg. Er bestond op dat ogenblik inderdaad een consensus om SWISSAIR de zeggenschap over de activiteiten van SABENA te laten uitoefenen aangezien in werkelijkheid een fusie zou hebben plaatsgevonden indien de Europese regelgeving zich daar niet tijdelijk tegen zou hebben verzet.

In plaats van de resultaten van SABENA te consolideren, heeft SWISSAIR haar deelneming tot nul teruggebracht in dier voege dat de toekomstige verliezen van SABENA zonder gevolg zouden waren voor de resultaten van SWISSAIR en het mogelijk maakten de winsten naar deze laatste door te schuiven zonder dat de verliezen van SABENA in de groepsrekeningen werden weerspiegeld. SABENA heeft vervolgens plotsklaps verliezen geboekt op activiteiten die voorheen rendabel waren, ten voordele van SWISSAIR en van het geheel van haar groep (andere dan luchtvaartactiviteiten, zoals SWISSAIRCARGO, ATRAXIS, GATE GOURMET, SWISSPORT, SWISS TECHNICS), die wel waren geconsolideerd in de rekeningen van SWISSAIR) terwijl de luchtvaartactiviteit van SWISSAIR ook verlieslatend was.

Het roofdierbeleid werd vooral gerealiseerd door rendabele activiteiten van SABENA in hun geheel over te dragen en door het overfactureren aan SABENA voor bepaalde diensten die door de entiteiten van SWISSAIR werden geleverd (catering, cargo, handling, informatica, techniek…) tegen prijzen die boven de marktprijs lagen en die het zodoende voor SWISSAIR mogelijk maakten belangrijke winsten binnen te rijven en even belangrijke verliezen te veroorzaken bij SABENA.

Het inpalmen van de rendabele activiteiten van SABENA wordt in het bijzonder geïllustreerd door de overdracht aan SWISSAIR, zonder enige financiële tegenprestatie, van de activiteit "cargo" vanaf 1997, terwijl deze activiteit voorheen zeer rendabel was en, na de overdracht, een financiële afgrond is geworden voor SABENA. Het systeem bestond erin om aan SWISSCARGO het geheel van haar vrachtcapaciteit ter beschikking te stellen in ruil voor een vergoeding die officieel werd berekend op het Boeing-model dat slechts rekening houdt met de directe kosten verbonden aan het goederentransport en met een plafond van 55% van de inkomsten die door deze activiteit worden voortgebracht.

Indien het volume met andere woorden onvoldoende was, droeg SABENA alle vaste kosten, en indien het volume groter was, werd de winstmarge opgeslorpt door SWISSAIR, dat het commercieel risico verplaatste naar SABENA en dat noch de indirecte kosten, noch de directe kosten droeg indien de inkomsten ontoereikend waren om deze te dekken. Het verlies van SABENA gedurende vier jaar kan geschat worden op anderhalf miljard Belgische frank, zonder rekening te houden met de gederfde winst die ongeveer drie tot vier miljard per jaar bedraagt.

De overdracht van winsten nam overigens ook de vorm aan van belemmering van de economische activiteit van SABENA, met name van haar technische onderhoudsactiviteiten, waar haar bepaaldelijk de mogelijkheid werd ontnomen om het nazicht van bepaalde types vliegtuigen of motoren verder te ontwikkelen, tenzij ze over een grote expertise beschikte op dat vlak.

Het orgelpunt van de machtsovername was het opstarten van het AMP "partnership" in 1999; het geheel van de beslissingen met betrekking tot het beheer van het netwerk, de bepaling van de prijs van de tickets, de marketing en de verkoop, alsook de human resources, werden immers overgedragen van SABENA aan het AMP, waarbij SABENA alle autonomie verloor en SWISSAIR zich er op haar beurt van verzekerde de volledige zeggenschap over SABENA in de vorm van een quasi-opslorping te bestendigen (verslag van Ernst § Young) ondanks het feit dat SWISSAIR een "minderheidsbelang" aanhield.

Het optreden van de curatele wordt zowel in België als in Zwitserland tegelijk op contractueel en extracontractueel vlak op gang gebracht, met toepassing van het bepaalde in artikel 1382 van het Burgerlijk wetboek en in artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen, alsook op strafrechtelijk vlak. Om deze acties te volgen moet men enerzijds documenten opnieuw samenstellen, welke verspreid zijn tussen België en Zwitserland en op het merendeel waarvan strafrechtelijk beslag is gelegd, alsook ettelijke duizenden pagina's lezen, zoals het verslag van Ernst & Young dat alleen al ruim 4000 pagina's telt. Anderzijds moet men een juridisch-boekhoudkundige en procedurele strategie ontplooien, zowel in België als in Zwitserland.

Daarenboven legt de curatele zich toe op al het vereiste onderzoekswerk in de archieven teneinde een vooronderzoek in te stellen naar, nadere opheldering te verschaffen bij en documentatie samen te stellen over de schuldvorderingen die zijn overgelegd in de verschillende boedels van de filialen van SAirGroup in vereffening, zowel op basis van de contractuele betrekkingen die vóór het faillissement bestonden als op grond van de extracontractuele aansprakelijkheid (krachtens artikel 530 Venn.W.).

De betrekkingen tussen beide groepen zijn derwijze met elkaar vervlochten dat veel tijd nodig is geweest om de contractuele samenhang alsook de wederzijdse vorderingen en schulden in kaart te brengen, op grond dat de diensten niet alleen in België worden verstrekt, maar ook in de meeste landen waar beide maatschappijen actief zijn.

Een eerste juridisch struikelblok van formaat betreft de ontvankelijkheid luidens het Zwitserse faillissementsrecht van een aanspraak die wordt ingesteld door een buitenlandse schuldeiser die zelf in staat van faillissement verkeert. Blijkens de beginselen van een vaste rechtspraak van de Zwitserse federale rechtbank is elke overlegging door de gezamenlijke buitenlandse schuldeisers ontvankelijk voor zover het vonnis dat het faillissement van een buitenlandse vennootschap uitspreekt, wordt erkend en dat de uitgifte van schuldvordering uitgaat van een secundair Zwitsers faillissement en onder voorbehoud dat de uitgifte van schuldvordering niet in strijd is met de Zwitserse openbare orde en dat aan het vereiste van wederkerigheid is voldaan wat betreft het land waar de gezamenlijke buitenlandse schuldeisers hun woonplaats hebben.

Zo heeft de curatele van SABENA de erkenning van het vonnis de dato 7 november 2001 in Zwitserland eerst geëist en vervolgens verkregen op grond van de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg van Genève de dato 3 december 2002. Daarna heeft de curatele bewerkstelligd, blijkens het door dezelfde rechtbank op 2 november 2004 gewezen vonnis, dat in Zwitserland de opening van het faillissement van SABENA NV werd uitgesproken opdat deze laatste haar aanspraken kan doen gelden welke ze beweerdelijk heeft jegens in Zwitserland wonende personen.

Vervolgens heeft of zal men aanvullende overleggingen / wijzigingen betekenen aan de respectieve vereffenaars:

Zo wordt gevorderd dat SABENA opgenomen wordt in de staat van rangregeling (collocatie) van "SAirGroup / SairLines" voor de volgende bedragen:

Voor SAIRGROUP

  1. 397.578.000 CHF (zijnde 258 miljoen EUR omgerekend tegen een wisselkoers van 1,5410) overeenstemmend met de niet-nakoming van artikelen 2.1 en 2.3 van het contract de dato 2 augustus 2001 of, subsidiair, van artikel 4.4 van de "Shareholders Agreement" en artikel 6 van de "Supplementary Agreement" de dato 24/25 januari 2001;

  2. 41.724.419 CHF overeenstemmend met de schade geleden door de niet-naleving van artikel 5 van het contract de dato 2 augustus 2001 of, subsidiair, van artikel 4.4 van de "Shareholders Agreement" en artikel 6 van de “Supplementary Agreement” de dato 24/25 januari 2001;

  3. In de plaats tredend van het bepaalde sub litt. a) en b) hierboven, 747.385.000 CHF overeenstemmend met de contractuele schadevergoeding uit hoofde van niet-naleving van artikel 4.4 van de "Shareholders Agreement" en artikel 6 van de "Supplementary Agreement" de dato 24/25 januari 2001

  4. Het gezamenlijke passief van SABENA, zijnde tot op heden (en onder voorbehoud van wijziging ingevolge het collocatieproces) 3.852.500.000 CHF, na aftrek van de sub litt. a) tot c) hierboven vermelde aanvaarde bedragen, uit hoofde van schadevergoeding wegens schending van de afspraken de dato 22/25 januari 2001 en 2 augustus 2001, meer subsidiair met toepassing van het bepaalde in artikel 530 van het Belgische Wetboek van vennootschappen, nog meer subsidiair uit hoofde van schadevergoeding wegens onwettige daden begaan door de gewezen bestuursorganen van SAirGroup.

Voor SAIRLINES

  1. 397.578.000 CHF (zijnde 258 miljoen EUR, omgerekend tegen een wisselkoers van 1,5410) overeenstemmend met de niet-naleving van artikelen 2.1 en 2.3 van het contract de dato 2 augustus 2001.

  2. Het gezamenlijke passief van SABENA, zijnde tot op heden (en onder voorbehoud van wijziging ingevolge het collocatieproces) 3.852.500.000 CHF, na aftrek van de sub litt. a) hierboven vermelde aanvaarde bedragen, uit hoofde van schadevergoeding wegens schending van de afspraken de dato 22/25 januari 2001 en 2 augustus 2001, meer subsidiair met toepassing van het bepaalde in artikel 530 van het Belgische Wetboek van vennootschappen, nog meer subsidiair uit hoofde van schadevergoeding wegens onwettige daden.

    Deswege is gevorderd SABENA op te nemen in de staat van rangregeling (collocatie) van "Swiss" voor een bedrag van 120 miljoen CHF, zijnde ten principale de tegenwaarde van alle slots welke van SWISSAIR zijn overgedragen aan ex-Crossair, inmiddels "Swiss" geworden, zonder vergoeding, van welke aard dan ook, voor de boedel van Swissair en, subsidiair, voor een bedrag van 34 miljoen CHF, zijnde de tegenwaarde van de slots die zich in Zwitserland bevinden. Te dien einde heeft SABENA, in haar hoedanigheid van cessionaris van de boedelrechten van Swissair, voor de rechtbanken in Bazel een zogeheten eis tot herroeping aanhangig gemaakt tegen Swiss. Gelet op de bijzondere aard van de Zwitserse akkoordprocedure kan een vodering van de boedel inderdaad aan een schuldeiser worden overgedragen door toedoen van de vereffenaar, met dien verstande dat het provenu van deze vordering wordt aangewend ter aanzuivering van het nadeel van de schuldeiser en dat het gebeurlijke saldo terugkeert naar de boedel na aftrek van de gemaakte kosten.

    Zodoende heeft de curatele de eis overgenomen die moet worden ingeleid in het kader van de overdracht om niet van de slots van SWISSAIR aan CROSSAIR.

    Deswege wordt gevorderd Sabena op te nemen in de staat van rangregeling (collocatie) van "Swisscargo" voor een bedrag van 55.077.601 CHF in hoofdsom uit hoofde van de diverse contractuele grondslagen gebaseerd op de "Belly Space"-contracten, "Cooperation Agreement", niet teruggestorte ontvangsten van "fuel surcharge" enzovoort.

    Deswege is gevorderd Sabena op te nemen in de staat van rangregeling (collocatie) van Flightlease voor een bedrag van 65 miljoen USD en een bedrag van 11 miljoen EUR overeenstemmend met het door SABENA geleden nadeel op grond dat “Flightlease” geweigerd heeft haar belofte na te komen ertoe strekkende in de plaats te treden van Sabena ter zake van de aankoop in februari 2000 door deze laatste van vier Airbus A340-300 vliegtuigen en zodoende met AIRBUS een nieuw contract voor deze vier vliegtuigen te ondertekenen, uit hoofde waarvan Airbus Sabena het bedrag zou dienen terug te betalen van de voorschotten die Sabena voor de levering van deze vliegtuigen had betaald.

IV. De realisatie van de activa

1. De slots

Diverse slots op de luchthaven van Heathrow (Verenigd Koninkrijk) waren opgenomen in het actief van SABENA NV en werden daags vóór het faillissement van SABENA NV omgewisseld ten voordele van DAT NV, in weerwil van het feit dat de vennootschap naar Engels recht BRITISH AIRWAYS Plc aan SABENA NV een bod had gedaan om de desbetreffende slots over te kopen enkele uren vóór de omwisseling.

SABENA NV had zich ervan rekenschap moeten geven dat deze omwisselingsverrichting aangemerkt zou kunnen worden als daad strekkende tot miskenning van de rechten van haar schuldeisers op grond dat de eigenlijke omwisseling DAT in staat stelde eigenaar te worden van de slots na afloop van een termijn van drie jaar, zonder tegenprestatie voor SABENA. In de overdrachtsovereenkomst was immers bepaald dat DAT uitsluitend een tegenprestatie verschuldigd was indien de slots binnen deze termijn werden verkocht.

Deswege hebben de curators hun voornemen bevestigd om een actio pauliana (pauliaanse vordering) in te stellen met toepassing van het bepaalde in artikel 20 van de Faillissementswet in de mate dat deze daad in ernstige mate afbreuk heeft gedaan aan de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van SABENA NV.

Zo blijkt inderdaad dat de curators, ofschoon SABENA NV de gezamenlijke aandelen van DAT NV aanhield, geen tegenwaarde hebben kunnen vinden voor het bod van BRITISH AIRWAYS – dat opzettelijk door SABENA NV is veronachtzaamd – in enigerlei verkoopprijs van de aandelen vermits DAT per 7 november 2001 een negatief nettoactief had in een grootteorde van 280 miljoen EUR.

Zodoende is de valorisatie van de slots volledig opgeslorpt en kan die niet bijdragen aan de vorming van een prijs in contanten.

Dientengevolge hebben de partijen besloten hun geschil te beslechten bij wege van dading.

Op 9 juli 2002 werd een overeenkomst ondertekend onder de opschortende voorwaarde dat die door de rechtbank moet worden bekrachtigd.

In ruil voor de afstand door de curators van het recht om te haren laste te handelen als naar recht voor de slots die haar werden toegewezen door SABENA, heeft DAT ermee ingestemd een bedrag van 25.000.000 GBP te betalen aan de gezamenlijke schuldeisers op 30 september 2002 of daags na de bekrachtiging.

De rechtbank heeft de dading bekrachtigd bij het vonnis gewezen op 30 juni 2003 en de gezamenlijke schuldeisers hebben de bedongen prijs geïnd vermeerderd met de interesten, zijnde een bedrag van 40.532.694,50 EUR.

In dat opzicht is het bijzonder verhelderend vast te stellen dat in Zwitserland een soortgelijke verrichting heeft plaatsgevonden tussen SWISSAIR en CROSSAIR – zij het dan om niet (!) – en dat niettegenstaande de historische slots van SWISSAIR de slots van SABENA ruimschoots in waarde overtroffen zonder dat de Zwitserse vereffenaar het dienstig heeft geacht om een pauliaanse vordering aanhangig te maken teneinde een financiële tegenprestatie ten bate van de gezamenlijke schuldeisers te krijgen.

Aangezien de Zwitserse rechtspleging de gerechtelijke vereffenaar de mogelijkheid biedt om de vordering aan de gelaedeerde schuldenaar over te dragen, heeft een dergelijke verrichting plaatsgevonden ten gunste van het failliete SABENA zoals hierboven nader uiteengezet.

2. De vliegtuigen

SABENA was volle eigenaar van de toestellen Airbus A 321-211 MSN 970 (00-SUA) en MSN 995 (00-SUB).

De moeilijkheden die zich voordeden bij de tegeldemaking van deze toestellen werden al uiteengezet in het verleden (met name het weinig frequente type van deze vliegtuigen, de beperkte actieradius, de atypische motoren, de keukens die niet onder de standaardnormen vallen enzovoort).

De curatele heeft, gebruikmakend van de geleidelijke verbetering van de marktomstandigheden, in een eerste fase “vijfjaren C-checks” laten uitvoeren teneinde de conventionele garanties zoveel mogelijk te beperken en heeft vervolgens haar inspanningen verdubbeld door contacten aan te knopen met talrijke kandidaat-kopers met wie ze zeer ver gevorderde onderhandelingen heeft gevoerd die vaak werden onderbroken door een tekort aan financiële middelen in hoofde van de kopers, bij gebreke een partner te vinden die in de huidige conjunctuur bereid is om de risico's te delen van de noodzakelijke financiering van een dergelijke aankoop, zoals met name recentelijk de val van de dollarkoers.

In tegenstelling tot de hoop die de curatele koesterde en ondanks de vergevorderde onderhandelingen, kon vóór het einde van 2004 niet tot een daadwerkelijke verkoop worden overgegaan. Een nieuwe onderhandelingsronde heeft evenwel tot een resultaat geleid zodanig dat beide vliegtuigen in dit eerste semester van 2005 werden geleverd. De vliegtuigen werden uiteindelijk verkocht voor een totaalbedrag van 42.500.000 USD, terwijl het beste bod dat tot op dat ogenblik (2003) was ontvangen slechts 38.000.000 USD bedroeg.

Dit succes is te danken aan meerdere factoren, waaronder het feit dat SNT in Europa één van de drie "centers of excellence" van AIRBUS is en dat haar tussenkomst in dat verband van doorslaggevend belang is geweest.

Voor de verkoop van de vliegtuigen is drie jaar werk nodig geweest om kandidaat-kopers te zoeken. Zo werden talloze reizen naar het buitenland gemaakt (Iran, Midden-Oosten, Noord-Afrika, Verenigde Staten). Verder moest een bijzonder complex technisch dossier worden samengesteld om garanties uit te sluiten en moesten voor elke kandidaat-koper contractuele documenten op maat worden opgesteld.

Tweemaal werd maandenlang onderhandeld om het dossier te kunnen afronden. Eenmaal werden de onderhandelingen afgebroken door een tekortkoming in de financiering, en in het andere geval door een Amerikaans nihil obstat in strijd met de internationale regelgeving.

Tot slot moet benadrukt worden dat de vliegtuigen een allesbehalve gebruikelijk motortype hadden: een verlengde versie van de Airbus 320 met een luxeconfiguratie die ongeschikt was voor chartervluchten. Voorts ging het om extra geluidsarme motoren die echter meer brandstof verbruikten.

3. De vliegtuigmotoren

Sabena is eigenaar van vijf vliegtuigmotoren (twee PW 4168 en drie CFM 56).

Er werden onderhouds- en groot-onderhoudscontracten gesloten met respectievelijk Sabena Technics en TAP Technics om de motoren in perfecte staat van werking te houden. Aangezien het door de hangende geschillen nog verscheidene jaren kan duren voordat de faillissementsverrichtingen kunnen worden afgesloten en vermits de schuldvorderingen in de rang van artikel 19,3° bis en 19,4° van de Hypotheekwet alsook de boedelschulden (artikel 44 Venn.W.) volledig zijn betaald, werd besloten de motoren op de “spot” markt te verhuren (onder meer aan Lufthansa, Air France, Swiss Technics enzovoort) om de verkoopwaarde die de motoren in 2002 zouden hebben opgebracht minstens als nettohuurwaarde te recupereren en deze waarde in stand te houden, zo niet te verhogen door de motoren voortdurend op te knappen en daarbij volop voordeel te halen uit het inmiddels opgetreden herstel op de Aziatische markten, teneinde ze naderhand te gelde te maken.

Zo werden tot op heden voor ruim 10 miljoen EUR huurgelden geïnd.

4. De niet-verzelfstandigde afdelingen

Aansluitend op de overdracht van de niet-verzelfstandigde afdelingen van Groundhandling en Cargo, heeft de curatele het beginselakkoord van de overnemer verkregen om een toeslag op de verkoopprijs ten belope van 24 miljoen EUR te betalen indien de exploitatievergunning vernieuwd wordt op 1 november 2004 onder dezelfde voorwaarden en niet voor de gebruikelijke termijn van vier jaar, maar voor een looptijd van zeven jaar. De curatele is erin geslaagd al deze voorwaarden na te leven, maar de overnemer heeft desondanks betwist een prijstoeslag van 24 miljoen EUR verschuldigd te zijn door zich op een subjectieve interpretatie van de afspraak te beroepen. De daaruit voortvloeiende arbitrageprocedure werd beslecht in het voordeel van de curatele. Sedertdien is de overnemer zijn verbintenis nagekomen. Derhalve is de verdeling van dit bedrag aan de schuldeisers in de daarop volgende rang nog uitsluitend opgeschort door het beroep dat Globe Ground heeft ingesteld bij de Raad van State en dat op zijn beurt werd overgenomen door de faillissementscurator van Globe Ground.

5. BSP

De curatele ziet zich geconfronteerd met de complexiteit van de rekeningen en met de verplichting om elk ticket afzonderlijk te controleren, des temeer daar de Belgische en buitenlandse reisbureaus eenzijdige inhoudingen hadden toegepast waardoor de curatele zich genoodzaakt zag vrijwel elk reisbureau te dagvaarden om de verschuldigde bedragen terug te vorderen, na verrekening van de wederzijdse vorderingen en schulden.

6. Inspanningen van de curatele om het passief te verminderen

Met toepassing van het bepaalde in artikel 44 van de Wet betreffende het gerechtelijk akkoord, hebben de inspanningen van de curatele het thans mogelijk gemaakt het “superbevoorrechte” passief (de vliegtuigcascobouwers) terug te brengen van 940.241.718,81 EUR tot 37.305.308,67 EUR, met dien verstande dat het nog niet gecontroleerde verschil overgedragen wordt naar het chirografaire passief.

Hoewel de rechtbank een gespecialiseerde curator heeft aangesteld om het sociaal passief te beheren, neemt dit overigens niet weg dat het volledige college zwaar op de proef wordt gesteld om de uiterst complexe geschillen te behandelen die de gebruikelijke taak van curator en de gewone verificatie van de schuldvorderingen te buiten gaan alsook de opname inzonderheid uit hoofde van de verbrekingsvergoeding, met name de schuldvordering van:

  • de expatriates,
  • de verjaarde schuldvorderingen,
  • de Sobelair-piloten,
  • de beschermingsvergoeding,
  • de langdurig zieken,
  • de vervroegd gepensioneerden en gepensioneerden,
  • het weekendpersoneel

7. De verkoop van goederen

Er worden nog steeds verkopen georganiseerd in Sabena House – gedurende enkele uren per week – met het oog op de tegeldemaking van hetgeen nog overblijft van de belangrijke voorraad goederen die SABENA gewoonlijk verkocht in haar vliegtuigen, zoals vliegtuigmaquettes, reproducties van affiches en foto's uit het legendarische verleden van SABENA ... uitgegeven door de curatele.

De verkopen worden overigens nog steeds georganiseerd in Sabena House, zij het dan uitsluitend op de eerste donderdag van elke maand, van 10.00 tot 16.30 uur, vanaf 1 januari 2005.

Aanvullende inlichtingen in dat verband worden regelmatig bekendgemaakt op de website.

8. De fotografische archieven en publicitaire documentatie met historische waarde

De curatele heeft zich eveneens bekommerd over het behoud van de historische archieven van SABENA om de herinnering aan deze beroemde nationale maatschappij voor de toekomstige generaties te helpen bewaren.

In eerste instantie heeft ze fotografische reproducties en affiches te koop gesteld, en zelfs originelen van dienstregelingen, affiches, menu's, foto's, tickets, publicitaire en informatieve brochures, wanneer die in verschillende exemplaren bestonden, waarbij telkens minstens één origineel bewaard werd om samengebracht te worden met andere documenten en vervolgens te worden ondergebracht bij één of meer overheidsinstellingen die belast zullen worden met de bewaring, het beheer en het commercialiseren ervan in samenwerking met de curatele, teneinde de herinnering aan SABENA levendig te houden. In dat verband zal een overeenkomst worden gesloten en de curatele zal in het bijzonder toezien op de uitvoering ervan. Op dit ogenblik worden renovatiewerken uitgevoerd aan de stand van SABENA in het Luchtvaartmuseum om het mogelijk te maken bepaalde belangwekkende documenten op aantrekkelijke wijze te presenteren. De overige documenten zullen onder optimale omstandigheden worden bewaard.

De originele documenten met historische sociale waarde daarentegen zullen worden toevertrouwd aan de Rijksarchieven. Deze documenten worden uiteraard niet te koop gesteld.

V. Het Personeel

De curators verwijzen naar de verplichting die ze hebben om voorzieningen aan te leggen, enerzijds voor de toekomstige werkingskosten, daaronder mede inbegrepen de investeringen die vereist zijn om de roerende en onroerende activa in goede staat te behouden, en anderzijds voor de geschillen die van dien aard zijn dat ze het passief van het faillissement kunnen beïnvloeden (zie ook hieronder), zoals:

  1. de boedelschulden, daaronder mede inbegrepen de boedelschulden van het gerechtelijk akkoord;
  2. de geschillen met betrekking tot het sociaal passief in het kader van de verificatie van de schuldvorderingen van het personeel en die van het Fonds tot Vergoeding in geval van Sluiting;
  3. de revindicatievorderingen;
  4. de geschillen omtrent schuldvergelijking

Niettegenstaande deze dwingende verplichtingen en rekening houdend met de tot op heden te gelde gemaakte activa, is aan de ex-werknemers wier vorderingen niet volledig vergoed werden door het Fonds tot Vergoeding in geval van Sluiting, een eerste dividend van 80% toegekend op alle bedragen die door het faillissement verschuldigd zijn in de rang van artikel 19,3° bis van de Hypotheekwet, dat wil zeggen de achterstallige lonen en de verbrekingsvergoeding.

Het saldo van het dividend in de rang van artikel 19,3° bis van de Hypotheekwet is in de loop van de maand april 2005 betaalbaar gesteld aan de gewezen werknemers en aan het Fonds tot Vergoeding in geval van Sluiting.

Het eerdere vooruitzicht waarbij het saldo zou worden betaald aan het begin van het jaar 2005 was opgesteld rekening houdend met de verwachte tegeldemaking van activa, zoals onder meer de verkoop van de twee Airbus A321-vliegtuigen nadat deze een grondige opknapbeurt hebben gekregen in de loop van 2004.

Dit eerdere vooruitzicht werd evenwel verijdeld door het feit dat – drie jaar na de datum waarop het faillissement werd uitgesproken, dat wil zeggen tussen november 2004 en januari 2005 – aan de curatele honderd en vier (104) dagvaardingen werden betekend voor een totaalbedrag van vijftien (15) miljoen EUR door gewezen SOBELAIR-piloten en gewezen SABENA-werknemers die thans een beschermingsvergoeding willen krijgen, alsook door de vertraging opgelopen in het geplande schema voor tegeldemaking van bepaalde activa, met name ten gevolge van de daling van de dollarkoers.

Daarenboven zette de personeelsdienst de behandeling voort van de dossiers waaromtrent nog geen gerechtelijke procedure aanhangig is en die het voorwerp uitmaken van briefwisseling met de betrokken personeelsleden, hun vakbond of hun advocaat.

Het provenu van de activa die te gelde zijn gemaakt of waarvan de tegeldemaking vrijwel afgerond is, heeft de curatele in staat gesteld in oktober 2005 het vakantiegeld uit te betalen; dientengevolge zijn de schuldvorderingen van de personeelsleden die opgenomen zijn in de rang van artikelen 19,3° bis en 4 van de Hypotheekwet algeheel aangezuiverd, zij het dan met uitsluiting van de hangende geschillen waarvoor voorzieningen zijn aangelegd en die naderhand het voorwerp zullen uitmaken van een regeling over het geheel of ten dele, naar gelang en ter uitvoering van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing.

Deze regeling van 100% van de schuldvorderingen van het personeel is uitsluitend te danken aan de inspanningen van de curatele om de reserves in de rang van artikel 19,3° bis van de Hypotheekwet terug te brengen van 100 miljoen EUR tot 64 miljoen EUR, waaronder met name de sociale vorderingen uit hoofde van beschermingsvergoedingen ten belope van ruim 15 miljoen EUR.

VI. De strategie

De strategie die de curatele heeft toegepast voor het beheer en vervolgens voor de tegeldemaking van de activa heeft het zonder enige twijfel mogelijk gemaakt de sociale schuldvorderingen sneller te honoreren dan uit de eerste prognoses viel af te leiden.

Zodoende is de curatele erin geslaagd de activa in stand te houden en te laten gedijen, in dier voege dat ze in waarde zijn gestegen gedurende de periode dat er zich geen overnemers aandienden.

Dat was met name het geval voor:

  1. de verhuur tegen hoge prijzen van de vliegtuigmotoren (tot op heden meer dan 10 miljoen EUR);
  2. de maatregelen tot behoud van de onroerende goederen in Kinshasa die op het ogenblik van het faillissement onbewoonbaar waren, meestal onbewoond of voor armzalige sommen werden verhuurd; de curatele heeft het nodige gedaan om deze panden te restaureren. Dit heeft het mogelijk gemaakt de huurgelden te verdubbelen of zelfs te verdrievoudigen, terwijl de huidige toestand op de vastgoedmarkt geen goede verkoopperspectieven biedt, maar het intussen wel mogelijk maakt tegen hoge prijzen te verhuren.

De curatele heeft deze beslissing genomen op een bijzonder goed gekozen ogenblik, terwijl de reactie van de markt nog op zich liet wachten. Op dit ogenblijk zijn alle veiliggestelde panden nog voor het einde van de uitgevoerde werken verhuurd. Dit heeft het mogelijk gemaakt of maakt het mogelijk liquide middelen naar Europa over te brengen, waardoor reeds een aanzienlijk dividend aan het personeel kon worden uitgekeerd.

Een soortgelijke actie werd ondernomen in SABENA HOTELS, 100%-holding van SABENA, en zelf houder van een meerderheidsbelang, soms zelfs van een 100%-belang in hotelondernemingen.

De curatele heeft het nodige gedaan om de onderlinge groepsrelaties inzichtelijk te maken, om de balansen “op te schonen”, om opnieuw te onderhandelen over de bankverplichtingen door de financiële lasten terug te brengen met 20 tot 50%, om de sociale schuld te herstructureren, om ondermaats presterend personeel te vervangen door gekwalificeerde medewerkers in dier voege dat het personeel en het management van bepaalde hotelondernemingen volledig vernieuwd is; het directe resultaat was een toename van de winsten en vooral van de rentabiliteit en, aansluitend daarop, van de overnameaanbiedingen van aandelen, waarvan bepaalde in waarde zijn verdubbeld (!).

De curatele heeft haar optreden gelijkerwijs voortgezet ten aanzien van de andere filialen, zoals SFA; deze school was toe aan een herstructurering, wat zich op sociaal vlak vertaald heeft in het vertrek van ruim tachtig (80) personen.

Het nettopassief bedroeg ruim drie (3) miljoen EUR met een negatieve rentabiliteit. De curatele heeft alles in het werk gesteld om de onderneming er bovenop te helpen door drastische besparingsmaatregelen op te leggen.

Te dien einde heeft de curatele bewerkstelligd dat de leasingmaatschappijen ermee hebben ingestemd de maandelijkse lasten te verminderen van 200.000 EUR tot 100.000 EUR, en dat DEXIA BANK de kosten voor financiële leasing van het gebouw met 30% heeft verminderd (met dien verstande dat de financiële leasing te zijner tijd was gesloten in de vorm van een “sales-and-leaseback” verrichting met als enige doel de balans van SABENA op te smukken). Dit is het sluitstuk van een drie jaar durende onderhandelingsronde.

Overigens werden de scholingsactiviteiten hervat na een rekruteringscampagne die het mogelijk heeft gemaakt twintig (20) inschrijvingen te ontvangen. Deze inspanningen hebben de curatele in staat gesteld dit filiaal aan het management over te dragen onder dusdanige voorwaarden dat het voortbestaan van dit filiaal is veiliggesteld tegen de achtergrond van een steeds scherper wordende concurrentie.

De curatele heeft bewerkstelligd dat één van de banken de kosten voor leningen van het filiaal met 20% heeft verminderd en dat de leveranciers ermee hebben ingestemd 50% (!) van de schulden kwijt te schelden.

De curatele zal, zoals in het verleden, de schuldeisers op de hoogte houden van het verloop van de stappen die zij onderneemt, in het bijzonder op haar website www.sabena.com die ze regelmatig zal bijwerken.



Het college van curators

C Van Buggenhout
A. d’Ieteren
I. Van de Mierop
J. Bayart